Van bioscoop de Olympia naar de Sunset Boulevard
De Utrechtse schrijver Rob van Scheers bundelde zijn mooiste verhalen over Hollywood van de afgelopen 35 jaar. Hij sprak er o.a. met Martin Scorcese, Steven Spielberg, Sharon Stone en Jane Fonda. ‘Het is een luilekkerland als je van verhalen houdt.’
In 1988 reisde Van Scheers voor het eerst naar Hollywood om regisseur Paul Verhoeven te interviewen voor zijn biografie. De aankomst op het vliegveld van LA is hem altijd bijgebleven. ‘Dat vliegveld is zo ontworpen dat je je in een sciencefictionfilm waant. Je voelt je als een gelande alien,’ vertelt hij.
Het aangename klimaat (‘altijd 32 graden’), de architectuur, de muziekclubs, de palmbomen en hotel Carmel by the sea deden de rest. ‘Het is een luilekkerland als je van verhalen houdt.’ Op een geleende racefiets van Verhoeven tufte Van Scheers door de heuvels van Hollywood om er mooie verhalen op te tekenen.
Waarom is Hollywood zo interessant voor een schrijver?
‘Het is een wereld apart. Op iedere hoek ligt een verhaal. Er wonen maar weinig mensen die er geboren zijn, 80 % is afkomstig van de midwest. George Clooney was ooit vertegenwoordigen en postbode. En Brad Pitt werkte als koelkastverhuizer. Ze vertrokken naar Hollywood om hun geluk te beproeven. Dat soort verhalen vind ik mooi.’
Je sprak niet met de minsten de afgelopen 35 jaar. Hoe kreeg je dat voor elkaar?
‘In al die jaren bouw je natuurlijk een netwerk op. Ik ga veel naar premières en boekpresentaties. Groepsinterviews mijd ik zoveel mogelijk, die vind ik niet interessant. Verder ga ik anticyclisch te werk en wacht tot de storm van een première voorbij is voordat ik een regisseur of acteur benader. Dan kun je ze meestal gewoon bellen. Frank Zappa kreeg ik vanuit een telefooncel te pakken. Het is een handigheidje, je moet strategisch denken.’
Frank Zappa heeft je wel op de zwarte lijst gezet na het interview, zo schrijf je in je boek …
‘Ja, maar dat is gekscherend bedoeld. Hij had net een postorderbedrijf opgestart en zijn onverkochte albums stonden opgesteld in de kelder. Ik struikelde erover. Hij kon er wel om lachen. Na elke vraag in het interview zette hij een imaginaire punt. Ik kon doorvragen wat ik wilde, maar hij gaf dan geen antwoord meer. Gerard Reve deed dat ook zo.’
Is het nu moeilijker dan 35 jaar geleden om een filmmaker of acteur te spreken te krijgen?
‘Ze hebben tegenwoordig allemaal een agent. En die kunnen behoorlijk vervelend doen. Vroegen kon ik Jeroen Krabbé gewoon bellen. Als ik nu Carice van Houten wil spreken, is dat een heel gedoe. Toen ik jaren geleden regisseur Martin Scorsese wilde interviewen, liep ik gewoon langs bij zijn secretaresse. Zij regelde dat ik hem de dag erna kon spreken. Waanzinnig toch?’
Welke interviews zijn je vooral bijgebleven?
‘Dat zijn er veel. Oliver Stone is een heel krachtig iemand. Steven Spielberg is een gentleman, op het saaie af. Paul Verhoeven spreek ik al bijna 30 jaar. Qua conversatie is hij mijn favoriet. Het is geen moment stil. Hij is heel breed georiënteerd, afgestudeerd in wis- en natuurkunde, met als bijvak astronomie. Op de filmacademie zei hij al dat hij films wilde maken als Ben Hur, Gone with the wind en Lawrence of Arabie. Hij werd van school gestuurd: ‘Hoe haal je je het in je hoofd?’ Hij heeft het wel waargemaakt.’
Is er wel eens een interview mislukt?
‘Nee, op het interview met thrillerschrijver Ludlum na. Ik wilde hem interviewen na JFK. Hoe had hij die film ervaren? Maar hij deed heel moeilijk. Hij was een ex-manier en zo gedroeg hij zich ook.’
Is er een verhaal dat het boek niet gehaald heeft?
‘Een interview met Woody Allen, begin jaren 90. Twee weken later brak de pleuris uit over zijn stiefdochter. Daar had ik niks over gevraagd, dus dan valt zo’n gesprek uit de toon. We hebben alleen over honkbal gepraat.’
In de epiloog schrijf je over de vroegere Olympia bioscoop in Zuilen. Is daar de kiem ontstaan voor je filmliefde?
‘Jazeker. Voor 1 gulden zag ik daar met vriendjes films die veel groter waren dan we toen beseften, zoals On the waterfront, Rear Window en The good, the bad and the ugly. Mooi vertier, want verder was er niet veel te doen. Ik vind het idee van social climbing, van de Amsterdamsestraatweg naar Sunset Boulevard, wel een mooie gedachte. Ik heb er nog over gedacht om het boek Kuifje in Hollywood te noemen haha.’
Het aantal Nederlandse acteurs die het in Hollywood hebben gemaakt, is niet groot …
‘Nederlandse acteurs krijgen altijd te maken met een taalbarrière, zodat ze worden getypecast als alien, KGB-agent, of als een nazi-Duitser. Als Nederlander kun je beter achter de camera gaan staan in Hollywood, zoals Jan de Bont, Paul Verhoeven en filmanimator Erik Jan de Boer. Dan kan het dus wel. Nederlandse actrices doen het overigens wel goed in tv-series.’
Zijn er Utrechters die een voet aan de grond hebben gekregen in Hollywood?
‘Veel zijn het er niet. Rijk de Gooijer heeft in Amerikaanse films over de WO 2 gespeeld, maar die werden opgenomen in Duitsland. Wim Sonneveld is het wel gelukt: hij heeft in een musical gespeeld met Fred Astaire. En, niet te vergeten: Sylvia Kristel! Zij zat in de rampenfilm The Concorde... Airport '79. Ze werd erg onderschat, ik was wel een fan van haar.’
Waarom is Hollywood zo interessant voor een schrijver?
‘Het is een wereld apart. Op iedere hoek ligt een verhaal. Er wonen maar weinig mensen die er geboren zijn, 80 % is afkomstig van de midwest. George Clooney was ooit vertegenwoordigen en postbode. En Brad Pitt werkte als koelkastverhuizer. Ze vertrokken naar Hollywood om hun geluk te beproeven. Dat soort verhalen vind ik mooi.’
Je sprak niet met de minsten de afgelopen 35 jaar. Hoe kreeg je dat voor elkaar?
‘In al die jaren bouw je natuurlijk een netwerk op. Ik ga veel naar premières en boekpresentaties. Groepsinterviews mijd ik zoveel mogelijk, die vind ik niet interessant. Verder ga ik anticyclisch te werk en wacht tot de storm van een première voorbij is voordat ik een regisseur of acteur benader. Dan kun je ze meestal gewoon bellen. Frank Zappa kreeg ik vanuit een telefooncel te pakken. Het is een handigheidje, je moet strategisch denken.’
Frank Zappa heeft je wel op de zwarte lijst gezet na het interview, zo schrijf je in je boek …
‘Ja, maar dat is gekscherend bedoeld. Hij had net een postorderbedrijf opgestart en zijn onverkochte albums stonden opgesteld in de kelder. Ik struikelde erover. Hij kon er wel om lachen. Na elke vraag in het interview zette hij een imaginaire punt. Ik kon doorvragen wat ik wilde, maar hij gaf dan geen antwoord meer. Gerard Reve deed dat ook zo.’
Is het nu moeilijker dan 35 jaar geleden om een filmmaker of acteur te spreken te krijgen?
‘Ze hebben tegenwoordig allemaal een agent. En die kunnen behoorlijk vervelend doen. Vroegen kon ik Jeroen Krabbé gewoon bellen. Als ik nu Carice van Houten wil spreken, is dat een heel gedoe. Toen ik jaren geleden regisseur Martin Scorsese wilde interviewen, liep ik gewoon langs bij zijn secretaresse. Zij regelde dat ik hem de dag erna kon spreken. Waanzinnig toch?’
Welke interviews zijn je vooral bijgebleven?
‘Dat zijn er veel. Oliver Stone is een heel krachtig iemand. Steven Spielberg is een gentleman, op het saaie af. Paul Verhoeven spreek ik al bijna 30 jaar. Qua conversatie is hij mijn favoriet. Het is geen moment stil. Hij is heel breed georiënteerd, afgestudeerd in wis- en natuurkunde, met als bijvak astronomie. Op de filmacademie zei hij al dat hij films wilde maken als Ben Hur, Gone with the wind en Lawrence of Arabie. Hij werd van school gestuurd: ‘Hoe haal je je het in je hoofd?’ Hij heeft het wel waargemaakt.’
Is er wel eens een interview mislukt?
‘Nee, op het interview met thrillerschrijver Ludlum na. Ik wilde hem interviewen na JFK. Hoe had hij die film ervaren? Maar hij deed heel moeilijk. Hij was een ex-manier en zo gedroeg hij zich ook.’
Is er een verhaal dat het boek niet gehaald heeft?
‘Een interview met Woody Allen, begin jaren 90. Twee weken later brak de pleuris uit over zijn stiefdochter. Daar had ik niks over gevraagd, dus dan valt zo’n gesprek uit de toon. We hebben alleen over honkbal gepraat.’
In de epiloog schrijf je over de vroegere Olympia bioscoop in Zuilen. Is daar de kiem ontstaan voor je filmliefde?
‘Jazeker. Voor 1 gulden zag ik daar met vriendjes films die veel groter waren dan we toen beseften, zoals On the waterfront, Rear Window en The good, the bad and the ugly. Mooi vertier, want verder was er niet veel te doen. Ik vind het idee van social climbing, van de Amsterdamsestraatweg naar Sunset Boulevard, wel een mooie gedachte. Ik heb er nog over gedacht om het boek Kuifje in Hollywood te noemen haha.’
Het aantal Nederlandse acteurs die het in Hollywood hebben gemaakt, is niet groot …
‘Nederlandse acteurs krijgen altijd te maken met een taalbarrière, zodat ze worden getypecast als alien, KGB-agent, of als een nazi-Duitser. Als Nederlander kun je beter achter de camera gaan staan in Hollywood, zoals Jan de Bont, Paul Verhoeven en filmanimator Erik Jan de Boer. Dan kan het dus wel. Nederlandse actrices doen het overigens wel goed in tv-series.’
Zijn er Utrechters die een voet aan de grond hebben gekregen in Hollywood?
‘Veel zijn het er niet. Rijk de Gooijer heeft in Amerikaanse films over de WO 2 gespeeld, maar die werden opgenomen in Duitsland. Wim Sonneveld is het wel gelukt: hij heeft in een musical gespeeld met Fred Astaire. En, niet te vergeten: Sylvia Kristel! Zij zat in de rampenfilm The Concorde... Airport '79. Ze werd erg onderschat, ik was wel een fan van haar.’
Eerdere publicatie in AD Utrechts Nieuwsblad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten