Twee schrijvers gebroederlijk op het podium
Samen met zijn broer Aad staat de Utrechtse schrijver Koos Meinderts zondag op de planken van De Engelenzang aan de Nieuwegracht. Onder de titel Stapelbedbroers leest het duo voor uit eigen werk.
‘Verhalen en gedichten van weemoed en verlangen; romantisch realisme over onze ouders en jeugd, over schrijvers en boeken, over liefde en dood. En heel soms sijpelt het wereldnieuws door,’ zo luidt de aankondiging. De NUK sprak met schrijver Koos Meinderts in zijn woning in Tuindorp.
‘Mijn jongere broer is scheidend directeur van het Literatuurmuseum in Den Haag. In zijn vrije tijd schrijft hij ook gedichten. Dit jaar verscheen zijn tweede bundel ‘Toch nog onverwacht’. Omdat er op dat moment ook een boek van mij uitkwam, besloten we er een dubbelpresentatie van te maken,’ vertelt Meinderts.
Twee broers samen op het podium, ging dat meteen vanaf het begin goed?
‘Ja, we delen een interesse in muziek, kunst, theater en literatuur. Dat schept al een band. We zijn er allebei van overtuigd dat ons werk interessant is om voor te lezen. De vraag was of het op het podium overeind blijft. Dat blijkt zo te zijn, want de reacties tot nog toe zijn heel positief. Intussen hebben we ook in Zutphen en Den Haag op het podium gestaan. Vroeger als kind konden we elkaar wel vermoorden trouwens, gelukkig hebben we dat niet gedaan.’
Hadden jullie veel ruzie als kind?
‘Het probleem was soms dat we teveel op elkaar leken. En op die leeftijd wil je toch anders zijn. Anders ben je overbodig. Daar hadden we wel eens ruzie over ja. Dan kwam mijn broer me achterna met een schaar en gooide ik een klerenhanger naar zijn hoofd. Als er een gemeenschappelijke vijand was, waren we wel weer gebroederlijk samen.’
Vanwaar die titel: Stapelbedbroers?
‘We sliepen samen in een stapelbed. Mijn broer was de jongste en lag dus in het onderste bed. In het donker hebben we hele gesprekken gevoerd, over voetbal, meisjes, maar ook over grote dingen, zoals het ontzagwekkende van het heelal. Omdat het donker was en je elkaar niet zag, kon dat lekker anoniem. Ik heb ooit ook een roman geschreven onder dezelfde titel. De stapelbedgesprekken in de voorstelling komen uit dat boek en zijn dus fictief, maar spelen zich wel af in de Haagse setting waar wij opgroeiden.’
Wordt het ook nog persoonlijk?
‘Ja, we lezen brieven voor die we elkaar bijna wekelijks schrijven. Dat doen we al jaren, ik heb twee dozen vol.’
Waar gaan die brieven zoal over? Ook over meisjes en voetbal?
‘Nee, die zijn serieuzer van aard. Zo schreef ik mijn broer een brief over een enorme flater die ik had geslagen door per ongeluk een gehandicapte jongen aan te zien voor een dier, vreselijk!
En de brieven van je broer?
‘Mijn broer heeft veel boeken geschreven over schrijvers, bijvoorbeeld Anna Blaman. Hij schreef ook een boek over een Joodse schrijver die in de vergetelheid is geraakt en in de oorlog is afgevoerd naar de kampen. Mijn broer heeft een struikelsteen voor hem aangevraagd in Rotterdam en dat is uiteindelijk gelukt. Daar schreef hij over in een brief. Het lijkt nu alsof de voorstelling heel zwaar wordt, maar er valt ook wel iets te lachen hoor.’
Gaan jullie dit vaker doen samen?
‘Het zou een never ending story kunnen worden, met steeds nieuwe verhalen erin en oude eruit. Zo lang we allebei blijven schrijven, kunnen we ermee doorgaan. We eindigen de voorstelling met een stapelbedgesprek tussen ons tweeën. Niet fictief, maar zoals het nu had kunnen zijn. Dat gaat ongeveer zo:
‘Slaap je Aad?’
‘Nee.’
‘Ik heb gedroomd.’
‘Wat? Dat Ajax alsnog kampioen werd?’
‘Nee. Dat we op het podium stonden.’
Twee broers samen op het podium, ging dat meteen vanaf het begin goed?
‘Ja, we delen een interesse in muziek, kunst, theater en literatuur. Dat schept al een band. We zijn er allebei van overtuigd dat ons werk interessant is om voor te lezen. De vraag was of het op het podium overeind blijft. Dat blijkt zo te zijn, want de reacties tot nog toe zijn heel positief. Intussen hebben we ook in Zutphen en Den Haag op het podium gestaan. Vroeger als kind konden we elkaar wel vermoorden trouwens, gelukkig hebben we dat niet gedaan.’
Hadden jullie veel ruzie als kind?
‘Het probleem was soms dat we teveel op elkaar leken. En op die leeftijd wil je toch anders zijn. Anders ben je overbodig. Daar hadden we wel eens ruzie over ja. Dan kwam mijn broer me achterna met een schaar en gooide ik een klerenhanger naar zijn hoofd. Als er een gemeenschappelijke vijand was, waren we wel weer gebroederlijk samen.’
Vanwaar die titel: Stapelbedbroers?
‘We sliepen samen in een stapelbed. Mijn broer was de jongste en lag dus in het onderste bed. In het donker hebben we hele gesprekken gevoerd, over voetbal, meisjes, maar ook over grote dingen, zoals het ontzagwekkende van het heelal. Omdat het donker was en je elkaar niet zag, kon dat lekker anoniem. Ik heb ooit ook een roman geschreven onder dezelfde titel. De stapelbedgesprekken in de voorstelling komen uit dat boek en zijn dus fictief, maar spelen zich wel af in de Haagse setting waar wij opgroeiden.’
Wordt het ook nog persoonlijk?
‘Ja, we lezen brieven voor die we elkaar bijna wekelijks schrijven. Dat doen we al jaren, ik heb twee dozen vol.’
Waar gaan die brieven zoal over? Ook over meisjes en voetbal?
‘Nee, die zijn serieuzer van aard. Zo schreef ik mijn broer een brief over een enorme flater die ik had geslagen door per ongeluk een gehandicapte jongen aan te zien voor een dier, vreselijk!
En de brieven van je broer?
‘Mijn broer heeft veel boeken geschreven over schrijvers, bijvoorbeeld Anna Blaman. Hij schreef ook een boek over een Joodse schrijver die in de vergetelheid is geraakt en in de oorlog is afgevoerd naar de kampen. Mijn broer heeft een struikelsteen voor hem aangevraagd in Rotterdam en dat is uiteindelijk gelukt. Daar schreef hij over in een brief. Het lijkt nu alsof de voorstelling heel zwaar wordt, maar er valt ook wel iets te lachen hoor.’
Gaan jullie dit vaker doen samen?
‘Het zou een never ending story kunnen worden, met steeds nieuwe verhalen erin en oude eruit. Zo lang we allebei blijven schrijven, kunnen we ermee doorgaan. We eindigen de voorstelling met een stapelbedgesprek tussen ons tweeën. Niet fictief, maar zoals het nu had kunnen zijn. Dat gaat ongeveer zo:
‘Slaap je Aad?’
‘Nee.’
‘Ik heb gedroomd.’
‘Wat? Dat Ajax alsnog kampioen werd?’
‘Nee. Dat we op het podium stonden.’
Eerdere publicatie op nuk.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten