dinsdag 25 maart 2025

De eeuwige stadsdichter


Naar eigen zeggen schreef Ingmar Heytze zo’n 350 gedichten over Utrecht. In zijn nieuwe bundel Stad van licht en steen verzamelde hij de beste 101. ‘Dichten is een dergelijke afwijking van mij dat ik er niet mee zou stoppen als ik de stad zou verlaten.’

Ingmar Heytze is dé stadsdichter van Utrecht. Vijf jaar schreef hij wekelijks voor het AD een gedicht over Utrecht. Daarnaast was hij twee jaar de officiële stadsdichter en hij schreef poëzie voor het Utrechts Monumentenfonds. In de stad hangen ook nog ongeveer twintig muurgedichten in de openbare ruimte.
Foto: Angeliek de Jonge

In 2015 verscheen je bundel Utrecht voor beginners & gevorderden. Was het tijd voor een update?

‘De derde druk was uitverkocht, een goede reden voor een nieuwe selectie. Het leeuwendeel uit die bundel bestaat uit nieuwsgedichten die ik schreef voor het AD. Een aantal daarvan is gedateerd. Gedichten over Aleid Wolfsen of over het burgemeestersreferenda zijn niet meer interessant. De selectie uit die bundel heb ik aangevuld met nieuwe stadsgedichten.’

Is je kijk op Utrecht erg veranderd in die jaren?


‘Ja, toch wel. In het begin schreef ik romantischer over de stad. Ik hou nog steeds van Utrecht hoor, maar als je het nieuws een beetje volgt en er lang genoeg over dicht, is niet alles meer hosanna. Als stadsdichter schreef ik bijvoorbeeld ook over het trapongeluk aan de Oudegracht en het homostel Hans en Ton die uit Leidsche Rijn zijn weggepest. Dat zijn minder leuke dingen. En er ontstond bij mij enige melancholie rondom de grote zonen van Utrecht die zijn overleden, zoals Anton Geesink en Dick Bruna.’

Over welk gedeelte van Utrecht heb je het meest gedicht?

‘Toch wel de binnenstad. Het mooiste deel van Utrecht bevindt zich binnen de singels. Al komen er wel steeds meer mooie plekken bij. Maar het zwaartepunt van mijn gedichten ligt daar. Overigens ben ik zo’n tien jaar geleden gestopt met structureel dichten over Utrecht, met uitzondering van mijn muurgedichten.’

Denk je nooit als je daar langs fietst: misschien is het ook tijd voor een update?

‘Mijn gedichten hangen daar goed. Ik zou het wel toejuichen als mensen een ander gedicht op die plek willen zien. Het is leuk als het een levende collectie wordt. Soms beslissen bewoners overigens zelf om een gedicht van mij op een muur te plaatsen. Op het Wolvenplein heeft er een gehangen zonder dat ik op de hoogte was. Na vier jaar werd de muur weer gewit. Ik dacht: dat is een nieuwe fase in mijn dichterschap haha.’

Je noemt Utrecht het ‘mooiste onuitputtelijke onderwerp’ om over te schrijven. Kun je dat toelichten?

‘Utrecht is een eeuwig jonge stad. Er komen steeds weer jonge mensen naar toe, veelal studenten. Die vormen het levenselixer en bepalen de sfeer in de binnenstad, maar ook eromheen. Minder positief is de gentrificatie die dat veroorzaakt. Studenten met een goede baan blijven hangen in de stad. Je komt bijna geen Utrechter meer tegen. Daar doe ik zelf aan mee overigens.’

In welk opzicht is Utrecht nog meer veranderd in de loop van de jaren?

‘Het is veel drukker geworden. De Steenweg kun je op zaterdagmiddag beter mijden. De vele toeristen in de stad vind ik niet zo’n bezwaar. Die horen er bij als je in de vaart der volkeren mee wil. Wat ook is veranderd, ten positieve: Wijken waar je vroeger nog niet dood wilde worden aangetroffen, worden steeds leuker. Denk aan delen van Overvecht, de Straatweg, het Werkspoorgebied en Cereol.’

Heb je een lievelingsplek?


‘Ja, de Zwaansteeg, als de zon er dwars doorheen schijnt. Het straatje tussen de Oudegracht en de Springweg is zo smal als mijn handpalm. Als het licht goed valt, waan je je in Genua. De Oude Hortus aan de Nieuwegracht vind ik ook heel bijzonder.’

Ga je hier ooit nog weg, denk je?


‘Als je dertig bent, is de stad je oester. Nu ik 55 ben met kinderen, staan keuzes vaak in dienst van hen: school, vriendjes, vriendinnetjes. Zolang dat aan de gang is, hoef ik hier niet weg. Ik heb altijd gezegd: daarna ga ik terug naar de binnenstad. Maar dat Utrecht van toen is er niet meer.’

Heb jij de stad nodig om te kunnen dichten?

‘Dat zou best kunnen ja. Dat weet ik natuurlijk pas zeker als ik hier wegga. De stad is een onvervreemdbaar onderdeel van mijn leven. Maar dichten is een dergelijke afwijking van mij dat ik er niet mee zou stoppen als ik de stad zou verlaten.’ 

Tegelijk met Stad van licht en steen verscheen de bundel Postkamer, met daarin nieuwe gedichten van Heytze in de vorm van een correspondentie.

Eerdere publicatie in AD Utrechts Nieuwsblad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten