maandag 17 december 2007

Arno Adams

Arno Adams is een Limburgse troubadour met op het repertoire doorleefde, donkere en veelal autobiografische liedjes. Alom bekend en erkend in het zuiden des lands, boven de rivieren is het nog even wachten op een doorbraak. Verbazingwekkend is dat; zowel tekstueel als muzikaal is Adams bepaald een hoogvlieger. 

De man uit Belfeld verdient meer aandacht, dat constateer ik nog maar eens na het beluisteren onlangs van zijn cd ‘Dans Met Mich’ uit 2002. Het hele album is de moeite waard, een nummer springt er wat mij betreft uit: ‘Doëd’. Er is veel moois geschreven en gezongen over de dood -denk aan My Death van David Bowie, A Handful of Dust van Loudon Wainwright III of Kraaien van Krang- ook Doëd is fraaie ode aan het verscheiden. Het lied is een beklemmend relaas van een man die bij een auto-ongeluk om het leven is gekomen, met als sinistere bijzonderheid dat de dode man de verteller is. 

De muziek is oorspronkelijk van Ludwig Hirsch, een voor mij een volstrekt onbekende naam. We horen in ‘Doëd’ een afwisselend (bitter-)romantische en wanhopige Adams. De combinatie van zijn donkere timbre met de onheilspellende slide van BJ Baartmans werkt beklemmend. De stiltes in het lied zijn veelzeggend en het sonore gemompel van Adams werkt hypnotiserend: “Wie ik heej lich, de sjoon gepoetst, mien hoar gekeimd, veur wae, veur wae.” 

En vervolgend: “Maar misjien steis dich dao met un paar troane, un werm trunke van dich veur mich op mien graaf. Want ik heb het zoe kaad, zoe verrekte kaad.” Bij een ander zou een dergelijke tekst uitmonden in kitsch, zo niet bij Arno Adams. Het gaat door merg en been en je krijgt het er koud van. Je gelooft hem. En is dat niet de essentie van muziek?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten