maandag 24 december 2007

Kerstkaart


Mooiste kerstnummer allertijden is ‘Christmas Card from a Hooker in Minneapolis’, afkomstig van Tom Waits’ album ‘Blue Valentine’. De chroniqueur van de zelfkant had de mensheid al met een vijftal prachtalbums verblijd toen hij in 1978 met dit meesterwerkje op de proppen kwam. 

Voornamelijk broeierige jazzy blues met piano en sax bepaalde in die periode het repertoire van Tom Waits; het zou nog een jaar of vijf duren aleer hij zijn experimentele kant toonde op (het geniale) ‘Swordfishtrombone’.

Aan ‘Blue Valentine’ koester ik om meerdere redenen fijne herinneringen. Om te beginnen was het mijn kennismaking met de man die ik tot de dag van vandaag beschouw als meest begaafde liedjesschrijver en performer ooit. ‘Blue Valentine’ is een van mijn favoriete Waits-albums, met name vanwege het wonderschone titelnummer. Niet alleen de grommende stem in combinatie met de muziek sprak op mijn vijftiende tot de verbeelding, ook de afbeelding op de achterkant van de hoes prikkelde de fantasie. In groen-tinten zien we een jeugdige Waits, in gedachten verzonken, bij een tankstation gebogen staan over een blondine in het rood die bevallig tegen een Ford Thunderbird leunt. Je ziet de bijbehorende film zo voor je. (Pas jaren later kwam ik erachter dat het hier zijn toenmalige vriendin Rickie Lee Jones betreft)

Behalve ‘Blue Valentines’ prijken er nog een aantal liedjes op dit album, zoals ‘$29.00’ en ‘A Sweet Little Bullet From a Pretty Blue Gun’. En niet te vergeten ‘Christmas Card From a Hooker in Minneapolis’: een bitterzoete bluesy ballad waarin een hoertje aan ene Charley met trots verhaalt over haar leven op dat moment. Ze is van de dope af, getrouwd met een trombonespeler en zwanger bovendien. Met regelmaat denkt ze nog terug aan Charley, in haar platenkast staat nog steeds zijn lp van Little Anthony and the Imperials. Jammer alleen dat iemand haar platenspeler heeft gejat. Hoe dan ook: ze is gelukkig. 

Aan het eind van het verhaal komt de aap uit de mouw: ze heeft helemaal geen man en hij speelt geen trombone bovendien. Wel heeft ze dringend geld nodig voor haar advocaat, alleen dan maakt ze kans op voorwaardelijke vrijlating. Op Valentijnsdag …

Verlos jezelf voor even van al die Kerst-kitsch van Mariah Carey, Wham en consorten en bekijk/beluister een live uitvoering van ‘Christmas Card From a Hooker in Minneapolis’, compleet met toepasselijk intro.



maandag 17 december 2007

Arno Adams

Arno Adams is een Limburgse troubadour met op het repertoire doorleefde, donkere en veelal autobiografische liedjes. Alom bekend en erkend in het zuiden des lands, boven de rivieren is het nog even wachten op een doorbraak. Verbazingwekkend is dat; zowel tekstueel als muzikaal is Adams bepaald een hoogvlieger. 

De man uit Belfeld verdient meer aandacht, dat constateer ik nog maar eens na het beluisteren onlangs van zijn cd ‘Dans Met Mich’ uit 2002. Het hele album is de moeite waard, een nummer springt er wat mij betreft uit: ‘Doëd’. Er is veel moois geschreven en gezongen over de dood -denk aan My Death van David Bowie, A Handful of Dust van Loudon Wainwright III of Kraaien van Krang- ook Doëd is fraaie ode aan het verscheiden. Het lied is een beklemmend relaas van een man die bij een auto-ongeluk om het leven is gekomen, met als sinistere bijzonderheid dat de dode man de verteller is. 

De muziek is oorspronkelijk van Ludwig Hirsch, een voor mij een volstrekt onbekende naam. We horen in ‘Doëd’ een afwisselend (bitter-)romantische en wanhopige Adams. De combinatie van zijn donkere timbre met de onheilspellende slide van BJ Baartmans werkt beklemmend. De stiltes in het lied zijn veelzeggend en het sonore gemompel van Adams werkt hypnotiserend: “Wie ik heej lich, de sjoon gepoetst, mien hoar gekeimd, veur wae, veur wae.” 

En vervolgend: “Maar misjien steis dich dao met un paar troane, un werm trunke van dich veur mich op mien graaf. Want ik heb het zoe kaad, zoe verrekte kaad.” Bij een ander zou een dergelijke tekst uitmonden in kitsch, zo niet bij Arno Adams. Het gaat door merg en been en je krijgt het er koud van. Je gelooft hem. En is dat niet de essentie van muziek?

maandag 10 december 2007

Skarl


Krang, de eigenzinnige formatie van Andre Manuel, is alweer een poosje ter ziele. Gelukkig blijkt er ergens in Nederland nog een ketterse fanfare rond te lopen. 

Skarl is de ietwat curieuze naam voor het Friese gezelschap met een soortgelijke muzikale intentie als de formatie van Manuel. Na een tip van een (Friese) vriend was het voor mij een fijne ontdekking dat er naast De Kift en Stuurbaard Bakkebaard in dit land nog andere bands een volkomen eigen koers varen. 

De formatie Skarl, die tot mijn verbazing al een jaar of tien blijkt te bestaan, speelt theatrale ketelmuziek van de betere soort en veelal gezongen in het dialect. En de bandnaam? “Skarl duidt op een procesmatige manier van werken. Zoals ‘Jan fan ‘e Strjitte’ (Jan van de Straat) zijn kostje bij elkaar scharrelt, zo scharrelt Skarl klanken, woorden en oude instrumenten bij elkaar op zoek naar de geur, de smaak en de kleur”, zo meldt hun website. 

De teksten van hun laatste cd ‘Serenade’ zijn geromantiseerde verhalen die aan het begin van de vorige eeuw in lokale cafés van kleine visserdorpjes werden uitgewisseld tussen dorpsgenoten, zeelieden, marskramers en circusartiesten. Voor de liefhebbers van puffende en piepende potten-en pannenmuziek (denk ook aan de Dead Brothers) met gebruik van instrumenten als ukelele, trombone en traporgel: beluister en bekijk de live-uitvoering van ’Sear Dien’.

 

woensdag 5 december 2007

Jeugdig talent


1. Een openbaring voor mij is de plotse verschijning van Lucky Fonz III aan het firmament van de singer-songwriters. De pas 26-jarige Amsterdammer kwam onlangs met zijn tweede album Life Is Short dat vol staat met lyrische folk- en countryliedjes met een scherp randje. Voor zijn leeftijd opvallende doorleefd gezongen, met lichte wiebelstem, en liedjes die compositorisch sterk zijn en bij vlagen ontroerend. 

Liefhebbers van Will Oldham, Johnny Cash en Leonard Cohen komen ruimschoots aan hun trekken bij deze cd van een waarachtig talent van eigen bodem. Voorheen leidde Lucky Fonz III (echte naam Otto Fons Wichers) al levens als klassiek-pianist, gabber, dj, straatmuzikant en barpianist. En nu is hij dus veelbelovend singer-songwriter.



Foto: Jason Merritt

2. Twee weken geleden was er een geweldig optreden in de Utrechtse Helling van een andere talentvolle singer-songwriter, Elvis Perkins. Ook al een jongen met een roerig verleden, maar wel van een heel andere orde. Zijn vader Anthony (“Psycho”) overleed aan Aids en zijn moeder zat in het vliegtuig dat het WTC binnenvloog. Hoeveel leed kan een mens verdragen, zou je zeggen. 

Elvis Perkins is niet bij de pakken neer gaan zitten en zijn debuut Ash Wednesday is een fraaie weergave geworden van zijn gevoelens voor en na die tragiek. Perkins balanceert knap tussen melancholieke ingetogenheid en maffe uitbundigheid. Op het album overheerst het eerste, in de Helling zagen en hoorden we een meer extraverte Perkins. Ook een jongen om in de gaten te houden.

maandag 26 november 2007

De toegift

Mooi moment: de toegift. Of beter gezegd: het wachten op de toegift. De band is klaar met spelen en verdwijnt van het podium. Iedereen in de zaal weet het: die komen terug. Toch het ongedurige wachten. De verwachtingsvolle blikken. Beetje joelen en fluiten voor de vorm en na een minuutje of vijf volgt dan het sluitstuk van de show. Een ongeschreven wet bij live-concerten.

Soms gaat het anders. Afgelopen vrijdag in de Melkweg besluit het duo Two Gallants, na een formidabel optreden van krap een uur, de enthousiaste zaal te negeren en niet meer terug te keren voor een toegift. De dj start vrijwel direct een cd. Onbegrip in de zaal. Verbijstering en verontwaardiging ook. Een anticlimax. De arrogantie van die snotapen om zoiets te flikken.

Aan de andere kant: wat als je in een uurtje je verhaal verteld hebt? (het verhaal van Two Gallants: uitermate energieke en extraverte folkpunk met een flinke scheut country. Zanger/gitarist Adam Stephens schudt de pakkende riffs uit zijn mouw en zingt de strot uit zijn lijf. En drummer Tyson Vogel beschikt over een allesbehalve dienende drumstijl; hij vult virtuoos en bezield elke leemte in de songs op. Resultaat: een intrigerend, rauw en oorspronkelijk geluid). 

Moet er dan nog een toegift bovenop? De barman vind het prima zo, dat obligate gedoe altijd: “Gewoon, je doet je ding en bam, klaar.” Valt best iets voor te zeggen, maar dan mis je toch dat ene moment. Net ervoor. Het gelukzalige wachten op iets waarvan je weet dat het gaat komen. De toegift.

maandag 19 november 2007

Getroebleerde geest


Een flinke dosis talent is geen garantie is voor een glansrijk leven. Gipsygitarist Jimmy Rosenberg heeft het aan den lijve ondervonden. Kenners zien in hem als twaalfjarige de opvolger van Django Reinhardt. Op zijn vijftiende loopt hij met een miljoenencontract op zak. De wereld aan zijn voeten…


Documentairemaker Jeroen Berkvens maakte een prachtig portret van de dan 26-jarige gitarist, neef van de vermaarde Stochelo van het Rosenberg Trio. In een Belgische kliniek probeert hij de demonen uit zijn hoofd te verdrijven en weer grip te krijgen op zijn leven. Een sterk contrast met de beelden van een piepjonge Jimmy, zeer begaafd en (schijnbaar) zorgeloos, in een wereld van volwassenen. Hij kan de weelde echter niet aan en vlak voor een wereldwijde doorbraak gaat het mis. 

Jimmy raakt aan de heroïne, en als zijn vader -een dominante man maar ook bindende factor van het gezin- voor acht jaar in de cel belandt wegens de moord op zijn schoonzoon, slaan de stoppen helemaal door. Jimmy vergooit in korte tijd al zijn kapitaal aan drugs en dure auto’s die hij vervolgens (geen rijbewijs) in de prak rijdt. Een groot hart heeft hij wel; sommige daklozen zijn hem nog steeds dankbaar voor de duizenden guldens die hij ze toestak.

zaterdag 21 april 2007

Blue Highways 2007


De Grote Zaal van Vredenburg is vroeg in de middag al aardig volgelopen bij aanvang van openingsact Bo Ramsey. De met een cowboyhoed getooide Ramsey -hij vormt een uitzondering vandaag- zorgt voor een veelbelovende ouverture van Blue Highways.


Als gitarist op Lucinda Williams’ ‘Car Wheels On A Gravel Road’ en als producent van haar opvolger ‘Essence’ heeft Ramsey zijn sporen al ruimschoots verdiend. De man uit Burlington, Iowa, wordt
begeleid door bassist Jonathan Penner, Steven Hayes op drums en gitariste Pieta Brown. De laatste zal later op de dag ook nog zelf optreden. Bo Ramsey speelt zompige blues die te vergelijken is met het werk van Tony Joe White. De zang- en gitaarstijl van Ramsey is bepaald onderkoeld te noemen. De meeste nummers worden gekenmerkt door een monotone en ietwat slome cadans. Ramsey bromt er wat doorheen en soleert op zijn gitaar met als motto: less is more. Toch overtuigt het optreden van Ramsey. 

Zijn laatste cd is een ode aan helden van hem als Howlin’ Wolf en Willie Dixon. Van Howlin’ Wolf speelt hij het fraaie ‘No Place To Go’ en hij besluit het optreden met een broeierige versie van ‘Sitting On The Top Of The World’. Met country heeft het niet zo heel veel van doen, maar een prettig relaxte opening van Blue Highways is het wel.