Dichten onder de Utrechtse sterrenhemel
Ze won al diverse poëzieprijzen en onlangs werd de 25-jarige
Utrechtse bestempeld tot dichterstalent van 2016. Zaterdag debuteert Marieke
Rijneveld op de Nacht van de Poëzie.
Was je verrast door de uitnodiging?
“Ik wist wel dat ik op het lijstje stond, maar ook dat de
organisatie twijfelde of ik er wel klaar voor was. Nu moet ik me bewijzen.
Natuurlijk was ik erg blij toen de mail in mijn inbox plopte: Iedere dichter
wil graag een keer op de Nacht van de Poëzie staan.”
Heb je er zin in?
“Ik kijk er naar uit en ik kijk er tegenop. De spanning van
te voren vind ik nooit fijn. Het voelt alsof je tijdens het gala op de
middelbare school de dansvloer moet openen en bang bent dat je niet meer weet
hoe je moet dansen. Er gaan op zo’n moment veel doemscenario’s door mijn hoofd,
variërend van broekplassen tot een volledig spraakgebrek. Ik weet echter ook
dat ik, zodra ik daar sta, even de schrijver belichaam die het fijn vindt om te
performen. En die de luisteraar zachtjes doch dwingend als een kroontjespen in
de inkt van zijn werk wil dopen. Maar het podium aflopen, je verlegen achter
een glaasje limonade verschuilen en de opluchting voelen van het overleefd
hebben: Dat blijft stiekem het mooiste moment van de avond.”
Ken je de Nacht van de Poëzie goed?
“Een paar jaar geleden ben ik er geweest toen het nog in de
Jaarbeurs was. Mij is vooral bijgebleven dat er hele fijne zitzakken waren en
dat ik niet op durfde te staan omdat ik hem dan kwijt zou raken. Ook dacht ik:
“Je zou daar maar staan op dat podium en niet weten hoe je met de grapjes van
de organisatoren om moet gaan.” Dat vond ik een enge gedachte. Het mooie van de
Nacht van de Poëzie is dat het publiek de kans krijgt om met verschillende
poëzie-stijlen in aanraking te komen en dat nieuwe talenten er een podium
krijgen. En dat alles onder de Utrechtse sterrenhemel.”
Naar wie kijk je vooral uit dit jaar?
“Eigenlijk kijk ik naar iedereen uit. Als ik toch een paar
namen moet noemen: Anna Enquist, Tjitske Jansen, Eva Gerlach en F. Starik.”
Waarom ben je gaan dichten?
“Om iets vast te kunnen houden. Dat klinkt als iets
therapeutisch, maar dat is het niet. Constant merk ik alles op: details,
geuren, sfeer en weersveranderingen. De wereld is iedere dag weer nieuw omdat
de kleinste en gevoeligste details veranderen. Daarom kan ik haast niets
vasthouden. Dit heeft zowel fijne als vervelende kanten. Vaak maakt het me
angstig dat ik niets bij me kan houden en voelt alles vervreemd, maar aan de
andere kant zorgt het ervoor dat ik me kan blijven verwonderen als een kind.”
Hoe ging dat dan op school vroeger als je niks kon
onthouden?
“Ik onthield geen informatie inderdaad en daarom heb ik
amper theoretische kennis van de wereld. Wel heb ik de mens en de natuur
jarenlang geobserveerd zodat ik alle veranderingen wel zou opmerken. Op de
basisschool heb ik me vaak gericht op één ding. Ik dacht: als ik dat onthoud,
dan lijkt het nog wat. Bijvoorbeeld: ‘Liberté, égalité, fraternité’. Ik
herhaalde de leus constant in mijn hoofd en zei het vaak tegen mijn vader, die
dan trots was dat ik dat kon onthouden. Alle informatie eromheen vergat ik
dan.”
Hoe vertaalt zich dat naar je poëzie?
“Die verwondering en verwarring probeer ik ook in mijn werk
te stoppen. De thema’s waar ik me in verdiep,
en waarvan ik weet dat ik de informatie kwijt ga raken, probeer ik me eigen te
maken door ze in mijn gedichten en verhalen te verwerken. Het is dus ook een
manier geworden om te leren en om kennis vast te houden. Het mooie hiervan is
dat ik enorm in vervoering kan raken van weetjes over de wereld en aan niets
anders kan denken. Ik ben wel goed in het onthouden van herinneringen en
mensen. Het combineren van de meest duistere herinneringen met verwondering, en
een fijngevoeligheid voor sfeer en details maken mijn werk ook onderscheidend,
denk ik.”
Wie is je grote voorbeeld?
“Qua poëzie is dat Anna Enquist. Ik las voor het eerst een
gedicht van haar rond mijn achttiende, tijdens logopedie-les: “Slaap je niet,
dan lig je toch.” Ik ging me verdiepen in haar werk en was verbaasd dat er
naast de taal vanuit de Bijbel, hoe mooi deze ook is, ook een andere manier was
om de wereld en de mens te verwoorden. Deze vorm raakte me meer. Ik werd vooral
naar haar werk getrokken door thema’s als rouw, dood en muziek.”
Je hebt op jonge leeftijd al veel prijzen gewonnen en de
Volkskrant heeft je uitgeroepen tot talent van 2016.
Waarom zou jouw poëzie zo
aanslaan denk je?
“Ik denk omdat ik op geheel eigen wijze een wereld laat zien
die zowel herkenbaar als vervreemdend is, waar alles wankelt of stilstaat en de
werkelijkheid vermengd wordt met fantasie. In ‘Kalfsvlies’ heb ik vooral de
thematiek gebruikt die op dat moment in mijn leven speelde. Zo kon ik de sfeer van
dreiging en onheil tijdens het opgroeien het beste neerzetten. Het meest
opvallende aan mijn werk is de stortvloed aan metaforen. Verder heb ik me laten
leiden door zowel de verwondering als de duisternis in de mens.”
En wat doen al die loftuitingen met jou?
“Dat is natuurlijk heel fijn. Ik had me geen betere
‘binnenkomer’ kunnen wensen. Tegelijkertijd schept het ook veel verwachtingen
voor mijn volgende werk en is de druk voor mijn debuutroman nu extra groot. Dat
heeft me kwetsbaarder gemaakt, maar er ook voor gezorgd dat ik meer discipline
en zelfkritiek heb ontwikkeld. Ik heb mijn eigen meetlat gecreëerd en daar moet
ik bovenuit zien te komen.”
Je werkt ook op een melkveebedrijf, waarom doe je dat?
“Ik werk daar twee dagen in de week omdat ik het fijn vind
om naast het schrijven ook fysiek bezig te zijn en tegelijkertijd doe ik
inspiratie op voor nieuwe verhalen en gedichten. Daarnaast houd ik veel van
koeien, de kuilgrasgeur en nuchterheid van het boerenbestaan.”
Eerder verschenen op 8WEEKLY.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten