dinsdag 26 januari 2016

Ongrijpbaar fenomeen


En toen was hij opeens dood. Ongrijpbaar was David Bowie altijd al en is hij ook gebleven, tot aan zijn (zelfgekozen?) einde en wel erg plotse, stoffelijke verdwijnen van de aardbodem bovendien. Talloos zijn de speculaties sinds die vroege maandagochtend van 11 januari, toen het nieuws bekend werd gemaakt. Heeft Bowie tot aan zijn overlijden de regie in handen gehouden (bekijk de videoclip van 'Lazarus', beluister de teksten bij zijn laatste album)? "Het is allemaal te toevallig", zo vond ook een diep bedroefde Nico Kruithof, eigenaar van Plaatboef Utrecht en groot Bowie-adept, die ik een week nadien interviewde. "Maar", zo voegde hij er aan toe: "misschien zijn het ook wel allemaal onzinverhalen." Dat kan ook nog altijd, maar het lijkt onwaarschijnlijk.

Feit is dat de dood van Bowie mij ook zeker niet onberoerd heeft gelaten. Het is nu meer dan twee weken geleden, dus ik zou intussen toch moeten weten wat hiervoor de belangrijkste reden is. Wat zeker een rol speelt, is de timing van zijn heengaan: een dag ervoor was ik begonnen aan de recensie van zijn laatste album 'Blackstar', pas geleden zag ik de Bowie-show van Sven Ratzke in de Utrechtse Stadsschouwburg, en ik was al voornemens om naar de overzichtstentoonstelling in Groningen te gaan. Dat laatste is nu natuurlijk onvermijdelijk geworden en staat gepland voor 28 februari.

Maar er is meer. Ik bewonderde Bowie zeer. Als zanger, componist en ongrijpbaar fenomeen. Tijdens (het begin van) mijn puberjaren, halverwege de jaren tachtig, toen ik net de alternatieve muziek aan het ontdekken was en de interesse voor bands als Supertramp, Pink Floyd en de Dire Straits begon af te nemen, was Bowie degene die me het meest bij de kladden vatte. Meer nog dan de door mij zo gewaardeerde bands als The Cure, U2, Japan en The Simple Minds.

Het begon allemaal met de albums Heroes, Ziggy Stardust: The Motion Picture en David Live at the Tower Philadelphia, die ik vanaf het eerste moment dat ik ze hoorde fascinerend en steengoed vond. Dat eerste nummer van Heroes, 'Beauty and the Beast': wow ... Donker, agressief, weerbarstig: het sloot perfect aan bij mijn puberende gemoedstoestand. Het venijnige tweede nummer, 'Joe the Lion', mocht er ook zijn trouwens …

Het is bijna ondoenlijk om te omschrijven waarom de ene muzikant je raakt en de ander niet of nauwelijks. Eenvoudiger is het (en interessanter bovendien denk ik) om dat aan de hand van een aantal nummers te doen. Het zijn niet de geijkte hits geworden, maar wel de liedjes (en albums) van Bowie waarmee ik een speciale band heb. De songs illustreren ook meteen 's mans veelzijdigheid: achtereenvolgens klinkt hij duister, swingend, intens, onderkoeld en melancholisch.


'Sons of the Silent Age' (van Heroes, 1977)
Heroes was mijn eerste kennismaking met Bowie. Voor een vijftienjarige (en ook voor een volwassene trouwens) gebeurt er van alles op dit album: van de felle openingsnummers 'Beaty and the Beast' en 'Joe the Lion', via het schitterende titelnummer, tot het vrolijke, exotische slotlied 'The secret life of Arabia'. Bowie lijkt in Berlijn de demonen van zich af te zingen na een (bijna fatale) cocaïneverslaving. Tijd voor contemplatie is er ook, in het drieluik 'Sense of Doubt', 'Moss Garden' en 'Neukoln'. Fijn zwelgen was dat toentertijd, met de koptelefoon op, voor een (soms) naar zwaarmoedigheid neigende pre-puber. Het beste nummer van Heroes vond ik in die tijd 'Sons of the Silent Age': een vreemd, unheimisch en onvrolijk lied, ook al door die mistroostige saxofoon (Bowie zelf.)






'1984' (van David Live, 1974)
Op zijn eerste officiële live-album David Live horen we Bowie in topvorm. Hij zingt de sterren van de hemel en wordt begeleid door een geweldige band, met o.a. Earl Slick op gitaar en David Sanborn op saxofoon. Het album verscheen ten tijde van Diamond Dogs, dat ik minder geslaagd vond. Maar op David Live klinken ook de nummers van dat album gloed- en soulvol. Bowie en band spelen veel van zijn grootste hits tot dat moment, zoals 'Rebel Rebel', 'Changes', 'Space Oddity' en 'The Jean Genie'. Maar het beste vond ik (eveneens toen ik een jaar of zeventien was) nummers als 'Sweet Thing', en vooral en met name het swingende '1984', beide afkomstig inderdaad van Diamond Dogs. Alleen dat intro al …






'My Death' (van Ziggy Stardust: The Motion Soundtrack, 1973)
Voor mij nog steeds het Magnus opus van Bowie, en dat was het ook al toen ik een jaar of zestien was. Afkomstig van een ander live-album: de soundtrack Ziggy Stardust. The Motion Picture, waarvan ik het cassettebandje begin jaren tachtig grijsgedraaid heb. In de Plaatboef te Utrecht kocht ik jaren later, in mijn studententijd, de elpee met die mooie hoes, van de eerder genoemde Nico Kruithof overigens. Een sterk en vrij rauw live-album (niet zijn beste: dat is David Live), met veel gitaargeweld van Mick Ronson, maar ook met artistieke Bowie-pareltjes als 'Time' en 'Rock and Roll Suicide'. En dit nummer dus, een cover van Brel met alleen Bowie op gitaar, dat vooral demonstreert wat een geweldige zanger hij was.

'But what ever lies behind the door
There is nothing much to do
Angel or devil, I don't care
For in front of that door, there is you'






'Always Crashing the Same Car' (van Low, 1977)

Kant A van Bowie's elfde studioalbum Low beschouw ik nog steeds als het beste dat de popmuziek heeft voortgebracht. De minimal music van kant 2 is ook mooi, maar daar heb ik minder affiniteit mee. Low is lekker droog geproduceerd door Tony Visconti en Bowie samen. Samen met Heroes en Lodger uiteraard onderdeel van zijn befaamde, en geroemde Berlijn-trilogie, maar Low is voornamelijk opgenomen in Frankrijk (en gemixt in Berlijn). Het zijn vaak ultrakorte nummers, maar beter als 'Breaking Glass' en 'Sound and Vision' heeft Bowie ze mijns inziens nauwelijks gemaakt. Prijsnummer vind ik het intrigerende 'Always Crashing The Same Car', dat refereert aan een auto-ongeluk van Bowie op het moment dat zijn cocaïne verslaving op zijn "hoogtepunt" was. Let ook op het prachtige outro, die lyrische gitaarsolo van Ricky Gardiner …






'Fantastic Voyage' (van Lodger, 1979)
Lodger was het eerste album van Bowie dat ik zelf kocht. Ook grijsgedraaid, uiteraard. Het merendeel van de teksten ken ik nog steeds uit mijn hoofd. Het album ligt muzikaal gezien in het verlengde van Low en Heroes, maar is iets toegankelijker, en ook onevenwichtiger. Bowie experimenteert er wel lustig op los: van stevige rock, Turkse en Afrikaanse muziek, tot de onderkoelde vervreemding van 'Repetition'. Ook een van Bowies bekendste (en meest krachtige) songs, waarbij de hele band van instrument wisselt, 'Boys Keep Swinging', prijkt op Lodger, net als 'I'm a DJ' (soort van voorloper van 'Fashion' van Scary Monster). Het geweldige gitaarwerk is afkomstig van Adrian Belew. Schitterend blijft voor mij het melancholische, prachtig gezongen openingsnummer 'Fantastic Voyage'. Mooie titel ook om mee af te sluiten, zo vlak na zijn dood ...




Geen opmerkingen:

Een reactie posten