woensdag 1 augustus 2018

Kwab: Triomf van de fantasie


Het Rijksmuseum wijdt een tentoonstelling aan kwab, een decoratieve en invloedrijke Nederlandse kunststroming uit de zeventiende eeuw die zijn naam dankt aan de organische, lobbige vormen.

"Dit onderwerp staat misschien wat verder van de mensen af dan een expositie over Picasso of Rembrandt," zegt initiator en conservator Reinier Baarsen. "Maar in die tijd was kwab echt revolutionaire kunst. Als ik die beroemde zilveren kan in de VS op een veiling laat zien, denken mensen dat hij uit 1900 stamt. Men kan zich niet voorstellen dat hij al zo oud is." De kwabstijl wordt dan ook wel beschouwd als 'surrealisme avant la lettre'.

In een filmpje dat bij aanvang van de tentoonstelling is te zien, wordt de rijkelijk gedecoreerde kan van alle kanten belicht. Het blijkt een bewuste keuze van het museum. Baarsen: "De kwabobjecten moet je eigenlijk in je hand houden, om zo de unieke vorm te kunnen voelen. Daar werden ze toentertijd ook voor gemaakt. Ze werden veelvuldig vastgepakt en omgedraaid. En men bekeek ze bij kaarslicht. In een vitrine hebben ze het moeilijk." En dus werd het ondersteunend filmpje gemaakt. "Doordat de kan in het filmpje ronddraait, lijkt het alsof je hem open kunt maken."

De vergulde zilveren kan uit 1614 is het pronkstuk van de tentoonstelling. Hij wordt beschouwd als het beroemdste Nederlandse kunstwerk uit de 17e eeuw, omdat geen ander werk zo vaak is afgebeeld op schilderijen. De opzienbarende kan, opgebouwd uit een 'dragend' aapje, een vrouwenlichaam en een draak die in elkaar vervloeien, is gemaakt door de Utrechtse edelsmid Adam van Vianen. Dit ter nagedachtenis aan zijn overleden broer Paulus, eveneens edelsmid en grondlegger van kwab. Samen met de Amsterdammer Johannes Lutma hebben de twee broers kwab op de internationale kaart gezet.

In veel interieurs bij de elite van Engeland, Frankrijk en Duitsland werd kwab in die tijd verwerkt in de ornamenten. Ook werd de lobbige kunststijl vertaald naar andere disciplines, zoals de schilderkunst (Rembrandt) en de meubelmakerij (Herman Doomer).

Behalve de kunstig geconstrueerde kan worden er in het Rijksmuseum nog zo'n 130 kwabobjecten vertoond. Zo is er chic versierd zilversmeedwerk te zien en goudleren wandbekleding uit de slaapvertrekken van een Zweeds kasteel. Ook worden twee deuren van het beroemde koorhek van de Nieuwe Kerk van Amsterdam tentoongesteld, en zijn er vele weelderige kwabornamenten op schilderijen, lijsten, tafels, kasten, prenten en ontwerptekeningen te bezichtigen. Er hangen schilderijen van Gabriƫl Metsu aan de muur, en van Rembrandt. Te zien is zijn werk 'Heilige Familie', op deze expositie gestald vanwege de zelf ontworpen kwablijst.

De ietwat vreemde benaming 'kwab' voor de Nederlandse decoratieve kunststijl uit de 17e eeuw is pas veel later bedacht. Baarsen: "In die tijd noemde men het grotesk, of snakerijen. Men had er toen geen eigen specifieke uitdrukking voor. Maar het werd wel als een eigen fenomeen van die tijd erkend." De decoratieve stijl wordt ook wel vergeleken met stroop die traag van een lepel druipt. Of met gestold kaarsvet. Of, minder artistiek, met een condoom die je onder een kraan houdt.

In een tijd waar realisme hoogtij vierde, de 17e eeuw, was kwab een opvallende kunststroming. "Het is de ontkenning van alles wat klassiek was in die tijd, zoals de bouwkunst en de realistische kunst van landschappen, interieurs en stillevens. Kwab lijkt in de natuur te zijn ontstaan," vertelt Baarsen.

Enthousiast vervolgt hij: "Het zijn heel wonderlijke vormen. Het lijkt voor je ogen te veranderen en te vervloeien in iets anders. Het is een kolkende beweging. Je hebt letterlijk geen houvast bij deze kunst." Er wordt ook gespeeld met verwachtingen: "Technisch gezien is het vaak niet mogelijk. Deze tafel bijvoorbeeld lijkt zo in te kunnen storten." Baarsen ziet een griezelige ondertoon bij kwab. "Vaak is het angstaanjagende kunst die onderzoekt wat er onder het leven allemaal aan de hand is."

Om al de verzamelde kwabobjecten op gepaste wijze te exposeren, werd decorontwerper Keso Dekker (bekend van de balletvoorstellingen bij Hans van Manen) gevraagd. "Ik ben er zeker een half jaar mee bezig geweest. Het heeft me veel slapeloze nachten gekost. De spullen moesten galant worden gepresenteerd. Geen van de kommen, schalen en meubels mocht iets te klagen hebben," vertelt hij. En hebben ze dat gedaan? "Nee, maar misschien moet ik hier 's nacht nog eens rondlopen. Wellicht hoor ik dan het hout kraken," vertelt Dekker lachend.

Het zal zo'n vaart niet lopen met protesterende objecten, want de expositie is bijzonder smaakvol ingericht. Met op de achtergrond het geluid van een licht ruisende zee kan de bezoeker al die fantastische zeewezens, griezelige monstertjes, grillige lichaamsvormen en vloeiende contouren op kannen, schalen, meubelen, wanden en schilderijlijsten in alle rust aanschouwen.

Dekker: "De stijl heeft wel wat weg van morphing, wat je soms in films ziet. Bijvoorbeeld als Arnold Schwarzenegger wegsmelt tot een plasje kwik." Ook hij benadrukt het progressieve karakter van kwab. "Het was heel avant-gardistisch in die tijd. Als het al ergens op lijkt, is het Jugendstil, maar dan 300 jaar eerder. Het is heel bizar als je daar bij stil staat."

Voor de decorontwerper zit er ook een overduidelijk erotisch aspect aan al die overvloedig vormgegeven kunstwerken. "Toen ik een jaar of zes was kregen we eens in de zoveel tijd de nieuwe editie van de Winkler Prins. In een van die delen stond een foto van iets wat die meneer Van Vianen gemaakt had. Ik was er gek van, en liep er elke dag naar toe om te kijken. Omdat het zo wulps was."

Wat spreekt Baarsen het meest aan in kwab? "Het zijn vaak hele traditionele schilderijen en meubels, met opeens een totaal wilde fantasie erin verwerkt: een merkwaardige tegenstelling. Die ontkenning van strenge regels, en de acceptatie van het onkenbare in het leven, vind ik heel bijzonder. Het is de triomf van de fantasie."

Eerder publicatie in AD

Geen opmerkingen:

Een reactie posten