zaterdag 26 juni 2021

Shane over Shane

De Britse regisseur Julien Temple maakte eerder muziekfilms over The Clash, Sex Pistols en Glastonbury. Zijn documentaire Crack of gold is een prachtig portret van Shane MacGowan, voormalig frontman van The Pogues. ‘Veel mensen kennen hem alleen als drinkende junkie. Maar er valt veel meer over hem te vertellen.’

Hij moest er even over nadenken toen Shane MacGowan hem vroeg om een documentaire te maken over zijn leven. ‘Ik was bezig met een andere film en ik wist ook dat hij geen gemakkelijk persoon is. Het zou me veel energie gaan kosten,’ vertelt Julien Temple via een Zoomverbinding vanuit Somerset, west-Engeland. En inderdaad: MacGowan kwam vaak te laat opdagen, of helemaal niet. ‘Soms was ik blij dat ik van de set kon weglopen. Ik wist niet dat hij zo moeilijk kon zijn.’

Een voordeel was dat Johnny Depp (als mede-producer) meewerkte aan de documentaire. ‘Hij bleek de stabiliserende factor tijdens het opnameproces. De twee zijn al jaren bevriend en zijn medewerking zorgde er in ieder geval voor dat de film voltooid kon worden.’

Julien Temple is blij dat hij toch heeft doorgezet. ‘Het is al met al de moeite waard geweest. Shane is natuurlijk ook een fascinerend en uniek mens. Het cliché bestaat dat hij zichzelf de vergetelheid in heeft gedronken. Veel mensen kennen hem alleen als een drinkende junkie en als freak die in
tv-shows de clown uithing. Maar er is veel meer over hem te vertellen.’

Direct bij aanvang stelde MacGowan als voorwaarde dat hij niet geïnterviewd wilde worden in de documentaire. ‘Achteraf gezien het beste dat kon gebeuren. Hij dwong me een betere film te maken.’ Temple koos ervoor om MacGowan in gesprek te laten gaan met acteur Johnny Depp, politicus Gary Adams en collega-muzikant Bobby Gillespie (zanger van Primal Scream). ‘Als je iemand voor een camera en crew interviewt, krijg je niet altijd de meest interessante of eerlijke aspecten te zien. Op deze manier zie je steeds een andere versie van Shane. Met Johnny Depp praat hij veel informeler dan met Gary Adams, waar hij veel ontzag voor heeft. In het gesprek met Gillespie is hij dan weer beschuldigend en agressief van toon. Dat zou je allemaal missen in een gewoon interview.’

Traag nippend van een glas witte wijn en moeizaam mompelend blikt MacGowan in Crock of Gold terug op zijn roerige leven. Soms wat afwezig, vaak messcherp en geestig. Met zelfspot, maar enige onbescheidenheid is hem niet vreemd. Na een snedige opmerking volgt regelmatig die eigenaardige Ernie-grinnik van hem. Het informele gekeuvel met vrienden en bekenden wordt in de docu afgewisseld met (animatie)beelden van het Ierse platteland waar MacGowan opgroeide, interviews met zijn excentrieke ouders en zijn zus, filmpjes van Londen ten tijde van de punk, concertopnames van The Pogues, tv-interviews, een (onvolledige) uiteenzetting over zijn drank- en drugsgebruik en allerlei rare fratsen van MacGowan door de jaren heen.

Regisseur Julien Temple leerde MacGowan kennen toen hij in 1976 films maakte over de Sex Pistols en The Clash. ‘Hij stond dan vaak in het publiek. Mijn camera werd als een magneet naar hem toegetrokken. Shane was echt een blikvanger.’ Zijn eerste gefilmde interview met een modieus geblondeerde MacGowan is te zien in de documentaire. Legendarisch is een foto uit die tijd van de dan 19-jarige Shane. Met een fiks bloedend oor staat hij tussen het publiek bij een optreden van The Clash. Een onschuldig spelletje met een vriendin is enigszins uit de hand gelopen. De foto haalde de kranten met als onderschrift: ‘Deze jongeman werd tijdens het concert een oor afgebeten.’

Wat spreekt hem nog meer aan in de man? ‘Al die contrasten. Hij is nu een breekbare, oude man in een rolstoel, maar in zijn ogen zie je nog steeds een jong persoon, een kind bijna. Die onschuld gecombineerd met zijn donkere, agressieve kant. Hij kan charmant en aardig zijn, maar ook heel naar. Hij is Iers, maar ook Engels. Hij zat op een hele chique school in Londen, maar werd een punker op straat. Die tegenstellingen fascineren mij. En hij heeft natuurlijk hele belangrijke liedjes geschreven voor Ierland.’

Joe Strummer, voormalig voorman van The Clash en ‘invalzanger’ bij The Pogues bij afwezigheid van MacGowan, noemt hem in de documentaire een van de grootste dichters van de vorige eeuw. Temple beaamt dat: ‘Hij was een begaafd tekstschrijver, maar je moet zijn woorden wel in de muziek horen. Ik plaats hem zeker in de categorie van Ierse schrijvers als James Joyce, Brendan Bieden, Flann O’Brien en Samuel Beckett.’ Wat maakt die teksten van MacGowan zo goed? ‘Hij pushte zichzelf tot het uiterste door zijn exorbitante levensstijl. Dat ging ten koste van zijn gezondheid, maar daardoor kon hij ook doordringen tot die donkere gebieden die in zijn songs terugkomen.’

Shane MacGowan groeide op in Tipperary, een gehucht op het Ierse platteland met een streng katholieke inslag. (‘De katholieke mis is een van mooiste dingen waaraan een mens onderworpen kan worden. Na de hostie werd ik high.’) Geregeld vonden er binnen de gemeenschap drankgelagen plaats. Als je de film moet geloven, heeft zijn familie geen onbelangrijke rol gespeeld bij MacGowans verslavingsgevoeligheid. Zo gaf een tante de vierjarige Shane niet alleen catechismusles, maar schoof ze hem ook sigaretten en drank toe. ‘Ik werd een religieuze maniak van vier. Door tante Nora leerde ik alle gospels, en raakte ik verslaafd.’

Hij raakte al vroeg gewend aan twee glazen Guinness per avond. Het motto van de familie: ‘Geef ze jong alcohol, dan slaan ze later niet overboord.’ Als kind wordt MacGowan tijdens feesten op tafel gezet om Ierse traditionals te zingen. ‘In het begin vond ik het eng, maar al snel had ik door dat ik talent had, of beter gezegd: dat ik geweldig was. Toen werd het leuk.’ Als hij een jaar of tien is, krijgt hij van zijn oom een fles whisky. Zijn eerste. Een hilarische animatie toont drinkebroer in de dop Shane die zich korte tijd weet te beheersen, maar spoedig de fles aan de mond zet en tot de bodem leegdrinkt. ‘De dieren op de boerderij begonnen tegen me te praten. En ik sprak terug.’

Temple neemt de jeugdverhalen van MacGowan met een korreltje zout: ‘Shane is niet altijd de meest betrouwbare verteller. Dat maakt me ook niet uit, het zegt veel over hem. Het is zijn versie.’

Net als Temple zijn veel mensen niet op de hoogte van MacGowans Ierse afkomst als hij zich, jaren later, in Londen vol overgave in de punkscene stort. Met zijn eerste band The Nipple Erectors, ofwel The Nips, maakt hij dan nog onversneden punkmuziek. Zijn Ierse roots worden pas algemeen bekend als hij in 1984, ten tijde van de opkomst van de door hem verfoeide synthesizerpop, The Pogues opricht. ‘Niemand maakte hier etnisch Ierse muziek, dus ben ik dat maar gaan doen.’

Volgens Temple zag MacGowan The Pogues als een kruistocht om Ierse muziek toegankelijk te maken voor een jonger publiek. ‘Ierse folk met een punkkick, dat is The Pogues. Shane pakte de Ierse traditie bij de nek, schudde eraan en maakte iets nieuws.’ In de woorden van MacGowan: ‘Ik wilde de traditie een trap tegen de kont geven.’

In 1991 stapt MacGowan, al dan niet vrijwillig, uit The Pogues. De band was met nummers als Fiesta muzikaal te ver afgedwaald van de oorspronkelijke missie, zo vond hij. ‘We waren geworden wat we haatten: een rockband.’ Na een hereniging in 2001 en een aantal reünieconcerten, die niet zelden voortijdig werden beëindigd vanwege MacGowans overmatige drankinname, geeft hij er in 2015 definitief de brui aan.

Komt er ooit nog nieuwe muziek? ‘Shane hoopt er wel op. Maar hij hoeft zich geen zorgen te maken, hij schreef al zoveel mooie songs. Het zal moeilijk worden om nog betere te schrijven.’ Wat betreft MacGowan’s mening over de documentaire is het nog even gissen. ‘Ik ben er niet zeker van want ik was er niet bij toen hij hem zag. Ik heb gehoord dat hij moest huilen. Dat kan twee dingen betekenen haha.’

Jack Poels is een groot fan van Shane MacGowan sinds het optreden van The Pogues op Pinkpop in 1988. ‘Ik kende de band niet, maar was meteen verkocht.’ Met zijn band Rowwen Hèze coverde hij Fiesta, Rainy night in Soho en If i should fall from the grace with god. In het lied Shane brengt hij een ode aan de zanger van The Pogues. ‘Het is moeilijk om van die man te houden. Regelmatig heb ik twee uur staan wachten bij een optreden. Vervolgens komt hij lachend met een glas melk het podium op en roept tegen het publiek: ‘Fucking nazi’s!’ Met dat rare lachje van hem. Maar als hij begint te zingen, is alles vergeven. Zijn liedjes zijn zo puur en ongeremd. In Shane zing ik dat ik van de rem ga, net als een auto, als ik zijn stem hoor. Dat gevoel.’

Eerdere publicatie in VPRO Gids.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten