woensdag 9 september 2020

Licks uit de lik


De Achterhoekse songschrijvers Rocco Ostermann en Wout Kemkens (Donnerwetter, Shaking Godspeed) namen samen met bajesklanten een album op onder de naam De Niemanders. Het een en ander leidde tot intense muziek met indringende verhalen.


Op het moment van dit interview stonden optredens met de gedetineerden gepland in een aantal gevangenissen. Maar ook hier gooide de corona roet in het eten. “De gevangenen mogen nu geen bezoek ontvangen. En mooie initiatieven als de onze moeten al helemaal wachten,” vertelt Wout Kemkens via beeldbelprogramma Whereby.

Goed, eerst maar eens die naam. ‘Iedereen wil iemand zijn,’ legt Rocco Ostermann uit. ‘Je beste ik laten zien en met je hoofd op een glossy, daar gaat het tegenwoordig om. De mensen die niet meedoen en vastzitten, in een gevangenis of in hun normale leven, worden niet interessant genoeg gevonden. Dat zijn de niemanders, de mensen die op de achterkant van een cv staan. Of slechts een nummer zijn, zoals in de gevangenis. Het Engelse ‘nobodies’ begrijpt iedereen wel.’

Tijdens het jubileum van een lokaal poppodium, waarbij concerten werden georganiseerd op bijzondere plekken, traden Ostermann en Kemkens op in een gevangenis in Arnhem. Dat was zo’n succes dat ze gevraagd werden om samen met gedetineerden muziek te maken. Zonder al te veel verwachtingen organiseerden de twee een repetitie in de Gelderse gevangenis. Het muzikale niveau van de gevangenen bleek heel behoorlijk. ‘Het swingde meteen en het onderlinge contact was erg leuk. Het voelde een beetje als een feestje,’ vertelt Kemkens.

Al snel kwamen de gedetineerden zelf ook met teksten en muziek. Kemkens: ‘Dat ging allemaal heel cool en ongedwongen. De onderwerpen waarover ze schreven waren intrigerend. Toen besloten we om samen nummers te gaan maken. Dat is een beetje uit de hand gelopen.’

Ook andere gevangenissen in het land werden benaderd. ‘Op landelijk niveau stuitten we op dichte deuren, maar lokaal waren er in elke gevangenis wel een paar enthousiastelingen die ons plan omarmden.’ Vanwaar die weerstand vanuit de landelijke politiek? ‘Ze zijn daar vooral bezig met damage control en de angst bestaat dat een kunstproject leidt tot rellen,’ meent Kemkens. ‘Misschien zijn ze ook huiverig geworden omdat rapper Djaga Djaga stiekem een album opnam in de gevangenis.’ Volgens Kemkens heeft een project als De Niemanders alleen maar positieve effecten. ‘De sfeer en de veiligheid in gevangenissen worden juist beter als mensen hun ei kwijt kunnen.’

Hoe ging het duo te werk binnen in de penitentiaire inrichtingen? ‘In de ene gevangenis werd een muziekclubje aan ons gekoppeld, in de andere hingen we, heel ouderwets, een briefje op met het plan en het tijdstip. Vervolgens pitchten we onze ideeën voor een man of tien,’ vertelt Kemkens. De instrumenten werden, indien niet voorradig, geregeld door het tweetal zelf. Muzikale ideeën ontstonden vaak al improviserend. Ostermann: ‘Dan zat ik bijvoorbeeld achter de piano en werd begeleid door een gevangene die voor het eerst sinds acht jaar weer eens trompet speelde. Opeens kreeg ik dan van links een blad met een verse tekst aangereikt die ik dan spontaan begon te zingen.’

Bij een muziekproject in de gevangenis wordt al snel gerefereerd aan de befaamde albums van Johnny Cash (At Folsom Prison uit 1968 en At San Quentin uit 1969). Kemkens: ‘Er zijn meer muzikanten bekend geworden met bajesopnames, zoals Kanye West. Die platen van Cash hebben ons niet echt geïnspireerd, omdat het ons te doen was om de samenwerking tussen de binnen- en buitenwereld. Wij vonden het interessanter om samen iets te maken en niet alleen iets te brengen.’ Ostermann: ‘Johnny Cash speelde voor gedetineerden, wij deden het gezamenlijk. Het was heel mooi om met de gevangenen in een positieve bubbel te raken en de weg daarnaartoe te vatten in coole songs. Een soort van muzikale vrijstaat. We vlogen alle kanten op: van afrobeat, rock, funk en hiphop tot pianoballades. Alleen de smartlap is niet aan bod gekomen.’

Er werden gevoelige snaren bij de gevangenen geraakt, maar die wisten op hun beurt het muzikale spectrum van Ostermann en Kemkens weer te verbreden. ‘We vonden het heel tof om te horen waar zij zoal naar luisterden,’ vertelt Kemkens. Zo hebben we kennisgemaakt met Surinaamse poku’s en met bubbling beats. Thuis gingen we ons daar dan in verdiepen. Ons doel was om alles in de gevangenis te laten ontstaan, maar in de studio hebben we er nog best veel aan gesleuteld.’ Sommige bajesmuzikanten dachten het wel even te gaan maken met De Niemanders. ‘Die hebben we snel uit de droom geholpen door ze te melden dat wij ook nog nooit een hit hebben gescoord haha.’ 

Niet de talloze films, boeken en songs over misdaad zorgden voor de input, maar de vertellingen van gedetineerden zelf. Kemkens: ‘We wilden het uit de eerste hand horen.’ Ostermann voegt toe: ‘Zowel verhalend als muzikaal hebben we de ene vuist op de andere geslagen. Zij waren de verhalenvertellers, wij diegene die hun verhalen absorbeerden. We hebben hun verhalen als het ware aan land getrokken.’ Verhalen die voortdurend over en weer werden uitgewisseld. ‘Zij schreven een tekst, die paste ik aan en liet ik vervolgens weer aan hen lezen. Zo werden de contouren van de liedjes steeds duidelijker. We hebben geprobeerd recht te doen aan ieders verhaal.’

Veel nummers op het album van De Niemanders ontstonden al jammend en uit de inbreng van vele kanten. Kemkens over de ontstaansgeschiedenis van Kopfkino: ‘In de bajes van Veenhuizen spraken we over de monotonie in gevangenissen. Een jongen verzuchtte: ‘En nog een dag, en nog een dag ...’ We begonnen een soort freejazz te spelen, gecombineerd met een hoorspel. De trompettist produceerde bajesgeluiden als het schreeuwen en het tikken op de radiator.’

Een andere gedetineerde vertelde vervolgens over het telefoneren vanuit de gevangenis: ‘Dan ben ik aan het bellen met mijn vriendin, en halverwege het gesprek zegt de bewaker opeens: ‘Ophangen!’ Als we dan net ruzie hebben, maalt dat de hele week door mijn hoofd en denk ik dat ze vreemdgaat.’ Een andere gevangene reageerde: ‘In Duitsland noemen ze dat Kopfkino.’’

De blauwe zak handelt over het tasje dat gedetineerden mee krijgen als ze de gevangenis verlaten, met daarin al hun bezittingen. Ostermann: ‘Het betreft hier dus niet een scrotum waar hard tegen aan is getrapt is, dat wil ik toch even gezegd hebben.’ Het lied beschrijft de tijd na detentie. ‘Heb je een goed sociaal vangnet, familie en zo, of neem je toch weer contact op met je foute vrienden?’ De kans op recidive is behoorlijk groot in Nederland. ‘Ik heb gepraat met jongens over wat ze hierna wilden gaan doen. ‘Een garage beginnen, zei er een, maar eerst moet ik nog een paar rekeningen vereffenen.’ Is dat nou wel handig, vroeg ik?’ Sommigen leren van hun straf, maar je komt na je detentie wel in een soort niemandsland terecht. Dan ben je erg ontvankelijk voor het snelle geld voor je nieuwe huisje.’

Het musiceren leidde in ieder geval tot nieuw elan bij de gedetineerden. Ostermann: ‘Daar konden ze een week op teren. Sommige begeleiders zeiden dat de jongens een stuk rustiger en blijer waren na een repetitie.’ Volgens hem bewijst het project van De Niemander de kracht van muziek: ‘Ik geloof erg in de helende werking van musiceren: je hart eruit zingen, jezelf uiten, uit je lijf gaan, uit je hol, uit je bol. In de gevangenis is er geen aandacht voor gevoelens, het liefst houdt men de kaken op elkaar. Over de delicten wordt ook nauwelijks gesproken. En de gevangenen hebben geen sleutel voor hun verdere leven, alleen door muziek en poëzie kunnen ze uit hun plaat gaan.’

Om dat te illustreren beschrijft hij een van de deelnemers. ‘Een gevangene was in een ongelukkige spelonk van de tijd terechtgekomen. Hij werd verteerd door schuldgevoel omdat hij per ongeluk een familielid had gedood. Er hing een asgrauwe sluier over hem heen. Door in zijn cel te lezen in een kladblok van dat familielid probeerde hij met hem in contact te blijven. Zijn leven was voorbij, zo vond hij zelf.’ Maar door veel met deze man te praten en ‘zijn stem door de muziek weer kracht te geven’ werd de donkerte in zijn leven voor even verlicht. ‘Op het moment dat hij achter de microfoon stond, kreeg hij weer kleur op zijn gezicht en begon hij zelfs te lachen.’

Het zijn die kruispunten in het leven die Ostermann fascineren. ‘Er gebeurt iets op een bepaald moment. Sommige gevangenen zijn natuurlijk doorgewinterde criminelen, maar anderen overkomt het. Die verhalen gaan me aan het hart.’ Kemkens: ‘Een mens heeft ook zoveel kanten. Het is maar welke kant je aandacht geeft die bepaalt wat er naar boven komt. Een chagrijnig iemand met wie aanvankelijk helemaal niks te beginnen is, blijkt in de band juist de swingende gangmaker.’

Eerder verschenen in VPRO Gids.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten