maandag 14 september 2020

 ‘Als het mag zoals het nu gaat, zing ik het wel uit.’ 

Vanaf 9 september is Herman van Veen te zien in de theaters met de voorstelling: ‘75 ‘Dat kun je wel zien dat is hij’. De muzikant/schrijver/schilder denkt in deze onzekere tijd niet aan stoppen. ‘’Ik ben nu een jong iemand met 75 jaar ervaring.’ 

Foto: ANP
Op 14 maart vierde Herman van Veen zijn 75ste verjaardag, precies rond het tijdstip dat het coronavirus serieuze vormen aannam. Hij zag zich gedwongen om zestig voorstellingen te verplaatsen. Over die periode zegt hij nu, zes maanden later: ‘Het is vooral het ongewisse dat het lastig maakt. Het ontbreken van een duidelijk perspectief. Naast mijn theaterwerk run ik samen met Edith Leerkes een kunstencentrum op Landgoed De Paltz in Soest. Ongeveer 25 mensen zijn hier economisch afhankelijk van. Wij hebben nogal moeten aanpoten. 

‘Uw nieuwe voorstelling is getiteld: 75 ‘Dat kun je wel zien dat is hij’.
Wat zijn uw ambities op uw 75e?
‘Overeind blijven en genieten van wat er kan, met de mensen die ik liefheb.’

Verwijst de titel van de show ook naar het kinderlijke dat nooit verloren mag gaan?
‘Ja, dat klopt wel. Tevens refereert het aan mijn opgetogen gezicht vanwege het feit dat ik er nog ben.’

Wat wilt u vertellen met deze voorstelling?
‘Dramaturgisch functioneert het als een dagboek, in de vorm van een tijdreis. Het laveert tussen wat was, is en wellicht kan komen, met oud en nieuw werk door elkaar. Er is veel muziek uiteraard en veel om te lachen ook. Elke avond wordt een beetje anders.’

Hoe ervaart u het ouder worden?

‘Ouder worden gaat vanzelf en het gaat ook vanzelf weer over. Je hoeft daar niet voor op een cursus. Het gebeurt je. Het is een slijtageproces. Is dat erg? Nee. Ik heb er geen haast mee, het is een kwestie van aanvaarding.’

U heeft een omvangrijk repertoire opgebouwd. Hoe heeft u een selectie van liedjes gemaakt voor deze voorstelling?
‘Die keuzes maak ik naar aanleiding van wat er speelt. Thuis, in de tijd en in mijn hoofd. Dan komt er altijd wel een moment dat ik iets niet heb dat er op dat moment toe doet. Dat moet ik dan schrijven.

Kunt u uw eerste publieke optreden nog voor de geest halen?
‘Jazeker. Onze allereerste grote mensen voorstelling speelden wij in Singer Concertzaal Laren. Dat was een programma over een concertpianist, geïntroduceerd door de schrijver Godfried Bomans en mede geschreven door Sas Bunge. Jan Mul schreef toen in De Volkskrant: “Een eenvoudige, goed gebrachte voorstelling, bijzonder geschikt voor een gezellig intiem theater, waar het plezierig is om alles en iedereen bij de neus te zien nemen, zonder knijpen, maar wel gevoelig.”

Wat is het voornaamste verschil tussen de Herman van toen en die van nu?
‘Die veranderingen zie ik alleen in de spiegel. Ik zou het liefst zeggen: ik ben nu een jong iemand met 75 jaar ervaring.’

En als u iets tegen de Herman van toen zou mogen zeggen voordat hij de bühne opgaat: wat zou dat dan zijn?
‘Rust, rust, rust.’

Wat beschouwt u als uw belangrijkste taak als u op het podium staat?
‘De mensen hoogst persoonlijk amuseren, verwarren en verbazen met een goede afloop.’

En is hierbij iets veranderd in de loop van de jaren?
‘Weinig.’

Hoe zorgt u ervoor om op uw 75e fris, energiek en bij de tijd te blijven?
‘Het spelen houdt me fit. Ik ben niet van de sportschool. Maar ik ben nieuwsgierig van aard en altijd in de weer om de bladzijde om te slaan. Kennis vergaren en dat omzetten in taal, muziek en schilderijen. Ook ben ik graag onder de mensen. Ik heb een heel stel lieven om mij heen gespaard. U gaat mij niet horen mopperen.’

Wanneer is voor u het moment aangebroken dat u zegt: ‘Nu is mooi geweest’?
‘Ik heb geen idee. Als het mag zoals het nu gaat, zing ik het wel uit.’

Spreekt het Tommy Cooper scenario u aan?
‘Nee, op geen enkele manier. Dat lijkt me vreselijk. Ik hoop dat ik er niet bij ben als ik doodga.’

Op uw laatste album, ‘Een keuze, live thuis’, staan veel bewerkingen van bestaande liedjes. Is het maken van nieuwe versies van oude liedjes voor u ook een manier om jong van geest te blijven?
‘Misschien, maar ik wilde vooral een verbinding maken. Ik zing die liedjes als het ware in één adem. Ze bestrijken een periode van 52 jaar die ik nu met één stem heb gevangen.’

U heeft een glansrijke carrière in binnen- en buitenland achter de rug. Is er iets wat u graag anders had gezien?
‘Nee, ik zou het graag voortzetten.’

U treedt op over de hele wereld. Welk land zou u nog willen veroveren?
‘Ik kan me China voorstellen. Regelmatig heb ik ervaren dat Chinezen qua gevoel van humor op ons lijken. De paar Chinezen die ik heb leren kennen waren begaafde lachers.’

Hebt u enig idee wat er van u geworden zou zijn als het niet gelukt was in de muziek?
‘Dan zou ik wellicht onderwijzer of dokter geworden zijn.’

Luistert u veel (en graag) naar uw eigen muziek?
Zelden. Hoogstens om iets op te zoeken.

U heeft veel mooie covers gemaakt. Welk bestaand lied staat er nog op uw lijstje?
‘In dezelfde kwaliteit als ‘Liefde van Later’, een bewerking van een lied van Jacques Brel dat ik altijd moeiteloos voor mijn ouders kan zingen, bestaat er ander lied van Brel dat ik prachtig vind: Quand On N'a Que L'amour. Dat is overigens ook weergaloos gezongen door Celine Dion.’

En met wie zou u graag nog eens een duet opnemen?
‘Met Cecilia Bartoli. Ik vind dat zij, na Callas, één van de mooiste stemmen ooit heeft.’

Kunt u aangeven wie uw vijf grootste muzikale voorbeelden zijn?
‘Johan Sebastian Bach om zijn fabuleuze contrapunt. Bij hem gaat niets omhoog wat tegelijkertijd ook niet naar beneden gaat. Mozarts heilige vreugde. Schubert om zijn natuur. Het sprankelen van Philip Glass. The Beatles om de liedjes.’

Welke hedendaagse Nederlandstalige zangers/artiesten kunnen u bekoren?
‘Ik luister graag naar Spinvis. Hij zingt als het ware schilderijtjes. Ook Kyteman volg ik in zijn doen en laten. Ik vind het ook leuk om naar de jonge generatie dichter-rappers te luisteren, op voorspraak van mijn kleinzoons. En laatst heb ik genoten van een concert met Nora Fischer en Marnix Dorrestein. Er is veel moois.’

Welk thema heeft u het meest bezongen, denkt u zelf?
‘Alles wat valt onder het woord ‘koesteren’. Het zorg dragen.’

Laat u zich bij het schrijven van uw teksten ook inspireren door de literatuur?
‘Ik lees het liefst gedichten. Nederland heeft prachtige dichters. Judith Herzberg, Anne Vegter, Esther Naomi Perquin, Ramsey Nasr, Tsead Bruinja, Toon Tellegen. De Vlamingen Bart Moeyaert en Luuk Gruwez. Niet te vergeten Chawwa Wijnberg en die ik vergeet.’

Er is ook een nieuw boek van uw hand verschenen: ‘Bevrijdingskind’. Kunt u daar iets meer over vertellen?
‘Rob Chrispijn en ik hebben een boek geschreven over wat liedjes je doen herinneren, zoals geuren dat kunnen doen. Je hoort een wijsje op de radio en denkt weer aan die eerste kus. Er staat veel in over ons: 75 jaar herinneringen van twee bevrijdingskinderen. Ik ben fier op dat boek.’

Eerder (in verkorte versie) verschenen in het AD.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten