donderdag 15 april 2021

 De honderd van Heytze


Van de Utrechtse dichter Ingmar Heytze zijn eerder verzamelbundels verschenen. Maar in De honderd van Heytze combineert hij zijn favoriete gedichten met kleine, persoonlijke essays. ‘Het zijn niet per se de honderd beste gedichten, maar het zijn de gedichten waar ik iets zinnigs bij te vertellen heb.’

Toen het nog toegestaan was, deelde Heytze (51) deze korte verhalen met zijn publiek. Aangezien hij al geruime tijd vanwege corona het podium niet meer op kan, besloot hij alle inleidingen en uitleidingen op te schrijven en te bundelen, samen met zijn 100 meest geliefde gedichten.

Net als voor vele anderen in de culturele sector zal het voor jou ook behelpen zijn geweest de afgelopen tijd …

‘Dichters zijn kluizenaars, dus die vinden een lockdown over het algemeen niet zo erg. Ik vond het wel prettig om veel te kunnen schrijven, lezen en nadenken. Al heb ik wel makkelijk praten, met een vrouw en twee dochters. Ik woon niet drie hoog, op een kamertje alleen. Vergeleken met muzikanten, acteurs en iedereen die een vitale rol speelt bij grote producties, zoals geluids- en lichtmannen heb ik het wel getroffen. Ik heb een eigen schrijfbedrijfje dat best lenig is.’

Foto: Angeliek de Jonge
Een voordeel van het gedwongen thuiszitten was ook dat je de tijd had om een kloeke verzamelbundel samen te stellen.

‘Ja, ‘De honderd van Heytze’ is een direct gevolg van tientallen optredens die niet doorgingen. Toen ik nog optrad, leidde ik mijn gedichten vaak in met een kort verhaal. De gedichten las ik altijd van papier of een iPad, de verhalen zijn al improviserend op het podium ontstaan. Jarenlang bestonden ze alleen in mijn hoofd. Ze kwamen pas naar boven als ik ging optreden. Omdat de optredens waren gestopt, dacht ik: laat ik die verhalen eens opschrijven. Ik zou dat nooit gedaan hebben als deze crisis er niet voor had gezorgd dat ik ze al die tijd aan niemand kon vertellen. Het voelde als een soort revanche op die vreselijke tijd. De honderd gedichten in de bundel zijn niet per se mijn honderd beste, het zijn de gedichten waar ik iets zinnigs bij heb te vertellen.’
 

Lukte het schrijven wel een beetje, met twee kinderen die vragen om thuisonderwijs?

‘Als je samen met je partner thuis werkt, loop je wel tegen je grenzen aan, zeker met de kinderen erbij. Het is ingewikkeld allemaal, want je wil ook voor ze zorgen. Meestal ging ik pas werken als ze sliepen. Maar het was ook gezellig en leuk. Ik begrijp nu pas waar ze op school mee bezig zijn. Daar was ik anders nooit achter gekomen. Ik heb wel ontdekt dat de ene school een veel prettiger thuispakket heeft dan de andere. Je hebt flexibele, en niet flexibele leerkrachten. Van vrienden met kinderen hoorde ik vrolijke, maar ook sombere verhalen over thuisonderwijs.’

Wat mis je het meeste nu je niet het podium op kunt?

‘Schrijven en optreden is voor mij een eenheid. Ik leef niet alleen deels van optredens, ik leef ik er ook voor een groot deel vóór. Het is niet zo dat ik speciaal gedichten schrijf voor op het podium, ik zou niet eens weten hoe dat moet, maar de gedichten die ik schrijf zijn wel bijna allemaal geschikt om voor te dragen. Optreden is een van de weinige dingen waar ik niet onzeker over ben en wat ik altijd goed heb gekund. Ik heb het gevoel dat ik ervoor geboren ben. Het geeft een ongelofelijk machteloos gevoel dat dit al een jaar lang praktisch onmogelijk is. Rationeel gezien kan ik dat prima relativeren, zoveel mensen worden ontstellend veel zwaarder getroffen door deze crisis dan ik, maar gevoelsmatig was het een van de moeilijkste dingen voor mij.’

Is er een moment geweest in het afgelopen jaar dat je dacht: nu ben ik het zat?

‘Ja. De zondag voor de tweede lockdown, in december vorig jaar, trad ik samen met saxofoniste Kika Sprangers en haar blaaskwartet Barking Fish op in Het Wilde Westen, in Oog in Al. De muzikanten keken voortdurend op hun mobieltje om het nieuws over de lockdown te volgen. Voor hen was het erg belangrijk: ze hadden veel optredens gepland. Opeens zat ik achter een gordijn amechtig te huilen omdat ik besefte hoe lang het geleden was dat ik in een concertzaal was geweest met live muziek.’

Hoe voelt het om die honderd gedichten van jezelf zo bij elkaar te zien staan?

‘Ontzettend opgeruimd, alsof ik voortaan met één boek het podium op kan lopen, het op elke willekeurige plek open kan laten vallen en meteen iets heb dat ik graag voor wil dragen. Ik weet ook wel dat dat heel betrekkelijk en waarschijnlijk tijdelijk is, maar door de lockdown kan ik nog een tijdje in die prettige waan leven.’

Was er nog iets dat je verraste bij het terugkijken op al je eerdere werk?

‘Ja, het verbaasde me hoe slecht ik me bepaalde dingen klaarblijkelijk herinnerd heb. Sommige dingen die ik altijd heb verteld blijken gewoon niet te kloppen, zoals mijn cijfers op school. Ook heb ik een boekhandel op de Voorstraat steeds beschreven als klein en donker, maar uit foto’s blijkt dat hij juist ruim, licht en hoog was. Alles wat je weet van vroeger, is een verhaal dat je jezelf hebt verteld. Elke keer dwaal je weer iets verder af van de feiten. Feiten moet je niet aan dichters overlaten.’

Heb je nog wijzigingen aangebracht in sommige gedichten? Of is zoiets uit den boze?


‘Twee dingetjes heb ik nog veranderd. In het gedicht ‘Smalfilmjaren’, dat gaat over ons huis in het oude Tuindorp en mijn vader die 8 mm filmpjes maakte, schreef ik over een blauweregen en een moerbei die in onze achtertuin stonden. Maar navraag bij mijn ouders leerde dat het een goudenregen en een meidoorn zijn geweest. Nu klopt het.’


Het gedicht ‘Smalfilmjaren’ in ‘De honderd van Heytze’ wordt voorafgegaan door een amusant verhaaltje over de 16-jarige Ingmar, die samen met zijn vader op ‘mannenvakantie’ gaat naar Frankrijk, in een ‘splinternieuwe, zilvergrijze Citroen BMX die raast over de snelweg alsof hij de stal kan ruiken.’ Ze belanden in een wijnkelder, alwaar vader en zoon een fles witte wijn soldaat maken. De jeugdige Ingmar wordt voor het eerst in zijn leven dronken en moet zich vasthouden aan de wijnrekken om buiten te komen. Zijn vader stapt doodgemoedereerd in de auto, maar rijdt wel ‘omzichtig en stapvoets, alsof hij een grote doos eieren vervoert.’ Onderweg lassen Ingmar en zijn vader noodgedwongen een korte stop in omdat ze in een lachstuip raken over een ‘paradijselijk aandoende vogel’ die hen tien minuten ‘bespottelijk’ aanstaart. Tot de dag van vandaag betwijfelt Ingmar of die vogel er echt geweest is, of dat het een zinsbegoocheling betrof, hoewel zijn vader het gebeuren heeft vastgelegd in zijn dagboek: ‘Vandaag voor het eerst van ons leven de hop waargenomen.’


SMALFILMJAREN

Mijn vader kijkt om in smalfilmjaren.

De projector in de kelder ratelt reepjes tijd:

de meidoorn en de goudenregen, mama, zusje,

lapjespoes, het merelnest, de duinen en de zee

waarop ik weg probeer te varen in een houten

krat, nu nog, in stilte. Mijn vader, eeuwig

buiten beeld, plakt ons leven aan elkaar.

Regie, montage. Lijm en schaar.
 

Eerdere publicatie in AD Utrechts Nieuwsblad

Geen opmerkingen:

Een reactie posten