donderdag 4 januari 2024

Bij de beesten af


De Beesten, de debuutroman van Gijs Wilbrink die eind vorig jaar verscheen, werd overladen met lof en is inmiddels toe aan de veertiende druk. Een week geleden werd bekend dat het boek op de longlist staat voor de Boekenbon Literatuurlijst 2023. Tijd dus voor een uitgebreid gesprek met de Utrechtse schrijver, die opgroeide in de Achterhoek.


Acht jaar maar liefst deed Gijs Wilbrink erover om zijn kloeke roman over de kleurrijke, niet per se deugende familie Keller af te ronden. ‘Ik ben er niet acht jaar onafgebroken mee bezig geweest hoor. In de tussentijd ben ik gewoon blijven werken als websiteprogrammeur. Ook heb ik in 2015 een schrijfcursus gevolgd in Utrecht. Maar ik heb het boek vaak weggelegd, omdat ik er niet meer in geloofde. Wie zat er nu te wachten op een roman over de Achterhoek?’

De recente boerenprotesten hebben de populariteit van zijn roman goed gedaan, zegt hij. ‘Het is niet direct een positieve associatie met de streek, maar mensen zijn wel nieuwsgieriger geworden naar wat zich daar allemaal afspeelt. Ook zijn er nog maar weinig boeken geschreven over De Achterhoek. Mijn roman kwam wat dat betreft op een goed tijdstip uit.’

Wanneer is het idee gaan rijpen voor deze roman?
‘Toen ik een korte tijd in Macedonië woonde, ging ik reflecteren op Nederland. En dan met name op de Achterhoek, waar ik ben opgegroeid, en op Utrecht, waar ik nu meer dan mijn halve leven woon. Ik ging die twee met elkaar vergelijken en kwam tot de conclusie dat de Achterhoek veel meer als een mysterieus gebied wordt gezien, met meer geheimen. In die tijd keek ik ook veel naar Amerikaanse plattelandsseries, zoals Fargo en True Detective, met van die tankstationnetjes waar je liever niet terecht komt en allerlei sketchy figuren. Zo’n verhaal wilde ik situeren in mijn geboortestreek, de Achterhoek dus. Met veel mystiek, bossen, mist en modder.’

Had je de titel van je boek wel meteen paraat?
‘Nee, die is pas later ontstaan. De werktitel was jarenlang ‘Onland’. Dat is de naam van een bosje in de buurt waar ik ben opgegroeid. Een beetje unheimische titel, die staat voor moerasland waar niks kan groeien. En een mooie metafoor voor de hoofdpersonages, ook zij konden hun lot niet ontgroeien. Maar toen verscheen er een podcast van de VPRO, eveneens getiteld ‘Onland’, over een waargebeurd verhaal in dat gebied. Ik vond dat zij meer recht hadden op die naam. De term ‘De Beesten’ staat op de eerste pagina van mijn roman: ‘De beesten waren briggelig.’ En er komen nogal wat beesten voor in het verhaal, ook onder de mensen ja. Ook is het een Nederlandse plattelandsterm. Een boer heeft niet vijftig koeien, maar vijftig beesten. Ik dacht dat deze titel al zou bestaan, maar niet dus. En een titel die zo simpel is én nog niet bestaat, die moet wel goed zijn.'

De familie Keller, om wie het verhaal draait, bestaat niet bepaald uit lieverdjes. Er wordt gestroopt, drugs gebruikt, crimineel en psychopathisch gedrag vertoond en zelfs gemoord. Heb je ooit zo’n gezin gekend toen je nog in de Achterhoek woonde?
‘Nee, de familie Keller is niet op een bestaande familie gebaseerd. Maar ieder dorp heeft wel een familie die de schrik van de buurt is. Wat wel grappig is: toen het boek net uit was, kreeg ik een mailtje van een dochter van een familie uit Ulft: ‘Ik wilde onze familiegeschiedenis opschrijven, maar dat hoeft nu niet meer,’ haha.’

Heb je je gebaseerd op krantenberichten uit die streek?
‘Een beetje. Ik las een anekdote over een wijk in Doetinchem, de laatste krottenwijk in de jaren 50. Er was geen riolering, een poepgat in de grond diende als wc. Alle wc’s kwamen uit op een centraal punt. Toen er een verstopping was, heeft iemand er een brandende krant in gegooid om te kijken waar die precies zat. Door de gassen is de hele boel ontploft, alles zat onder de stront! Je gelooft het bijna niet, maar het is waargebeurd. Dat moest ik natuurlijk gebruiken in mijn boek.’

Je geeft in je roman een zeer gedetailleerd beeld van de motorsport. Hoe heb je je gedocumenteerd?
‘Met de motorsport had ik eerlijk gezegd niet veel. Maar het hoorde wel thuis in een verhaal over de Achterhoek, vond ik. Mijn oom is er al zijn hele leven gek van. Hij heeft mij geïntroduceerd in die wereld. Samen zijn we baan op geweest. Ook heb ik met veel mensen gesproken en ben ik naar crosswedstrijden gaan kijken. Voor mijn roman was ik vooral geïnteresseerd in de jaren 60 en 70. Het tv-programma Andere Tijden Sport bleek er een mooie uitzending aan gewijd te hebben. Ook heb ik veel geleerd van het boek ‘Ode aan de Achterhoekse motorcross’ van Peter Rietman. Zo kreeg ik al met al een aardig beeld.’

Wist je veel van dierenbevrijding voordat je aan het boek begon?
‘Nee, maar ik ken wel wat mensen die daar vroeger actief in waren. Ik schreef op hoe ik dacht dat ze werkten, liet het hen lezen en zij zeiden: ‘Het is net alsof je er zelf bij was.’ Eén detail uit een uitzending van Andere Tijden, over het Dierenbevrijdingsfront in Nederland, heb ik overgenomen in mijn boek. Bij een actie is er altijd wel iemand die te ver gaat. Die trekt dan bijvoorbeeld een zak over het hoofd van een bewaker, terwijl de rest van de groep dat niet wil. In een andere vorm is dat detail in mijn boek terechtgekomen.’

Je bent ook al lang muzikant, dus de Utrechtse punk- en krakerswereld die wordt beschreven in het boek kende je waarschijnlijk zelf al?
‘Dat klopt. In de Achterhoek speelde ik al in een aantal punkbandjes. Toen ik op mijn 19e in Utrecht terechtkwam, ging ik drummen in een band waarmee we o.a. in het krakersbolwerk ACU optraden. In die tijd was ook het huidige restaurant Ubica nog een kraakpand. Daar kwamen de wildste verhalen vandaan. Zo speelde er eens een band terwijl er spijkers en draadnagels boven de gitarist aan het plafond hingen. En de gitarist maakte tijdens het spelen allerlei leipe sprongetjes, levensgevaarlijk! Maar ik was heel braaf. Ik drumde in een zogenaamde straight edge band, met als motto: niet drinken, roken of vlees eten. Om het verschil te kunnen maken in de muziek, heb je een helder hoofd nodig, dat was de achterliggende gedachte. Dát was mijn scene. Die beweging was overgewaaid vanuit de VS en werd ook in Europa behoorlijk populair.’

Je schrijft rauw en onverbloemd over de Achterhoek. Heb je nog negatieve reacties ontvangen op het boek?
‘Ik heb heel veel reacties gekregen, maar die waren vooral positief. Dat vond ik van te voren best spannend. Mensen herkennen er veel in. Ze snappen ook goed dat ik een onsympathieke familie beschrijf, maar zeker niet de hele regio negatief wil neerzetten. Er zitten zeker ook een aantal sympathieke personages in het boek, zoals de politieagent. En het hele dorp zet zich in om de verdwenen vader van Isa op te sporen. Dingen voor elkaar doen is echt iets van het platteland. Dat is hun liefdestaal. Ze zeggen niet zo snel: ‘Ik hou van jou’, of zoiets. Als de moeder van Isa zegt dat vader is verdwenen, heeft Isa de jas al aan.’

Heb je bewust niet over bestaande personen geschreven?
‘Dat weet ik niet. Ik had al snel deze personages bedacht. Daar werd ik verliefd op, dus ik had geen keuze. Of ik op de een meer verliefd werd dan op de ander? Nee, alleen Charles is wel echt een bad guy. Zijn broer Johan vind ik een schitterende kerel, die moppen tapt bij de aardappelsalade. De meeste connectie heb ik zelf met Isa, denk ik, al is zij wel een stuk dapperder dan ik. Zelf ben ik nogal conflict-vermijdend. Misschien lijk ik wel het meest op Dex. Op het podium speelt hij een stoere frontman, maar als puntje bij paaltje komt schiet hij weg in een hoekje.’

Was er een personage waar je het liefst over schreef?
‘Het fijnst om te beschrijven vond ik Johan. Een lekkere lomperik waar je alle volkse wijsheden op los kunt laten. Met de vertelster, tante Annie, leefde ik het meest mee. Ik moest echt even slikken toen ik een eind breide aan haar verhaal. Ze heeft een vreselijk trauma opgelopen. Het begin van de roman luidt: ‘Ik wil niet veel zeggen, maar …’. Eigenlijk wil ze alles wel vertellen.’

Het personage Isa is nogal sceptisch over haar geboortestreek sinds ze in Utrecht woont, maar gaandeweg wordt ze er steeds positiever over. Geldt dat voor jou ook zo?

‘Nee, maar ik ken het wel van vroegere klasgenoten. Ik heb me altijd gestoord aan mensen die zeiden dat ze zijn weggevlucht naar de stad. Zelf heb ik dat nooit gehad. Ik wilde studeren, maar dat kon daar niet. Dus moest ik wel naar de stad. De eerste tijd in Utrecht heb ik er over gedacht om terug te keren naar de Achterhoek. Nu woon ik alweer twintig jaar in Utrecht. Elke maand ga ik terug. Ik heb niet het ene verruild voor het andere, ik leef in twee werelden.’

Waarom kom je er nog zo graag?
‘Mijn familie woont er natuurlijk. Verder kun je er prachtig wandelen. En ik hou van de taal. In de streektaal ben ik assertiever, meer ad rem, zegt mijn vrouw. Dat is grappig, in een andere taal spreek je blijkbaar andere dingen aan. Bij veel dialogen in het boek dacht ik: hoe zou je dat in het Nedersaksisch zeggen? Dat vertaalde ik weer naar het Nederlands. Zo krijg je zinnen met een rare twist die een personage heel eigen maken.’

De beginzin van je boek wordt vaak geciteerd. Hoe belangrijk is de eerste zin voor jou?

‘Dat vind ik een leuke vraag. Ik heb ook lezingen gegeven over de eerste zin. Die is hyperbelangrijk. Het is grappig en vleiend dat die van mij er zo vaak wordt uitgelicht, maar hij voldoet helemaal niet aan mijn eigen criteria voor de perfecte beginzin. Ik hou van eerste zinnen waar de hele roman al in zit. Met zo min mogelijk woorden de kern van het verhaal vatten, dat is de kunst. Die van mij is hooguit de inleiding van een mythe.’

Heb je een favoriete beginzin?
‘De beste komt wat mij betreft uit de roman ‘Het Hout’ van Jeroen Brouwers. Een verhaal over een monnik in een katholiek jongensinstituut waar misbruik plaatsvindt. Hij ziet dat gebeuren en wil een paar jongens bevrijden en weggaan. De monnik draagt een gewaad dat enorm jeukt en schuurt. ‘De pij irriteert mijn huid,’ zo luidt de beginzin. Daar zit het hele verhaal in. Het kleed dat hij elke dag moet aantrekken past hem niet. Hij wil het van zich afschudden.’

Aan het eind kies je voor een opvallende bladindeling, met soms nog maar één zin per bladzijde. Waarom doe je dat?
‘Op die manier wil ik de perspectieven van Isa en de tante bij elkaar laten komen. Bij films doen ze dat met een split screen. Links in beeld trekt iemand een deur dicht, rechts in beeld zit iemand koffie te drinken, en vervolgens komen ze bij elkaar. Ik bedacht me dat ik de bladspiegel ook als een soort split screen kon gebruiken.’

Je maakt ook, samen met actrice Anna Drijver en filmmaker Ivo van Aart, een podcast over films. Dat het slot van De Beesten wel wat weg heeft van de films van Tarantino zal dan ook niet geheel toevallig zijn?
‘Als je aan de ene kant een familie van dierenbeulen hebt, en aan de andere kant een groep van dierenactivisten, dan moet dat wel ontploffen. En dingen die ontploffen, dat vinden mensen al gauw Tarantino-achtig.’

Je bent ook zanger en gitarist, o.a. in de bands Tenement Kids en ZERO ZERO ZERO. Kun je het schrijven van een roman en het maken van muziek met elkaar vergelijken?
‘Er zijn veel raakvlakken. Je hoort iets in je hoofd en zet het op papier. Maar het proces dat volgt is radicaal anders. Als je een liedje schrijft en het vervolgens zingt, klinkt het al net iets anders dan in je hoofd. De band maakt er weer iets anders van, en in de studio klinkt het weer heel anders. Het eindproduct staat heel ver af van hoe het begon. Bij het schrijven is dat anders: dan kun je wat in je hoofd ontstaat 1 op 1 overbrengen op de lezer. Dat frustreerde me ook als muzikant. Ik was voortdurend de band aan het corrigeren. Nu ik schrijver ben, kan ik het proces van liedjes maken veel meer waarderen en omarmen. Ik durf de controle meer los te laten.’

Waar ben je nu zoal mee bezig?

‘Wat de muziek betreft: ik schrijf nieuwe liedjes voor mijn band ZERO ZERO ZERO. Maar dat gaat een beetje langzaam omdat ik heel druk ben met allerlei literaire activiteiten. In de middagen werk ik bij ILFU, het International Literature Festival Utrecht dat komend weekend weer begint. Ik ben de hoofdredacteur van het online platform, dus ik heb veel contact met andere schrijvers over de essays en verhalen die we van hen publiceren. Zo kom ik veel in aanraking met het werk van anderen, en dat is erg leuk en leerzaam.'

Dus het is nog even wachten op een nieuw boek?

‘Nee hoor. Ik ben met twee dingen bezig momenteel. Er komt een nieuwe roman, maar dat gaat nog zeker drie jaar duren. En volgend jaar verschijnt een wandelboekje, met een literaire wandeling langs de Oude IJssel. Maar als ik heel eerlijk ben is er niks mooiers dan met een aantal lui in een zweterig hok muziek maken. Nee, zelfs het schrijven van een roman niet haha.’

Eerdere publicatie in de NUK.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten