donderdag 10 augustus 2023

Reis door Yucatan, Mexico


In mei dit jaar maakte ik samen met mijn vriendin een prachtige reis door Yucatan in Mexico. Tijdens die reis heb ik op Polarsteps wat foto's geplaatst en heb ik een verslag gemaakt dat hieronder te lezen is. 

Cancun en Isla Mujeres

Na ruim twee uur vertraging op Schiphol door een defecte airco in ons vliegtuig, en na een 'wolkenzachte landing' (aldus de gezagvoerder van United Airlines) in Houston en een verder voorspoedige doortocht naar Cancun, is de eerste indruk van Mexico, mede als gevolg van de nog aanwezige dikke Nederlandse kledij: pff wat is het warm ...

Rond 2.00 in de nacht (Nederlandse tijd) zitten we met een lichte jetlag, en een flinke trek, op advies van onze hotelbaas in een soort van kantine met selfservice, vlakbij het hotel, aan een (te duur) bord met rijst, kip en warme groenten. Koude groente durven we nog niet aan, gezien de waarschuwingen in de reisgids over mogelijk ziekmakend water. Het hotel ligt aan een drukke weg in Cancun, maar onze ruime kamer en prachtig uitzicht op zee (en de volle maan) vergoedt veel ...


Cancun is niet de mooiste stad van Mexico, verre van: sinds de Mexicaanse regering in 1968 besloot om het pittoreske vissersdorpje te veranderen in een touristisch centrum, zijn het vooral de grote en hoge hotelketens die het beeld bepalen. Op het hagelwitte strand, met palmbomen en heerlijk zeewater (soms blijft er wel een stukje zeewier tussen je tenen hangen, of achter je oren), is het wel erg fijn toeven de eerste dag van onze reis. Een leger leguanen houdt de wacht op het strand. Intrigerende (maar ongevaarlijke) oerbeesten zijn het, ik zag ze nooit eerder in het wild.

Op het strand liggen we (uiteraard in de schaduw) naast een Mexicaanse familie die vrolijke Mariachi muziek draait. Rowwen Hèze is niet ver weg in Mexico. De moeder vraagt mij op een gegeven moment om de zwembandjes van haar dochtertje (ik schat een jaar of 6) op te blazen. Dat is nog geen sinecure: de Mexicaanse ventieltjes werken heel anders dan de Nederlandse. Na het nodige gepuf en gezweet krijg ik er (tot grote hilariteit van de moeder) uiteindelijk toch een beetje lucht in. Het meisje rent naar zee. Voor mij is het ook de hoogste tijd om even de verkoeling op te zoeken.

s' Avonds een diner aan een meer, tegenover ons hotel, waar krokodillen zouden zwemmen. De enorme gefrituurde tandbaars van Klementina staat rechtop en overdwars op onze tafel, zodat we elkaar nauwelijks kunnen zien tijdens het eten. Rond 21.00 zal er een krokodil onder onze tafel voorbij zwemmen, zo wordt ons beloofd. Niet geheel onverwacht heeft hij vanavond andere plannen. De vis was overigens voortreffelijk. Het flinke stuk dat over was kregen we mee in een doggy bag.

De volgende dag gaan we naar Isla Mujeres, en dat eiland blijkt (ondanks de veelbelovende naam) een lichte teleurstelling. De sfeer onderweg op het bovendek van de veerboot is nochtans opperbest, met een Mexicaanse saxofonist die ons verblijdt met allerlei vrolijke deuntjes.(o.a. One Love en Who'll stop the rain). Het moment dat hij daarmee stopt, en we naar het geluid van de meeuwen en de zee kunnen luisteren, is ook wel fijn.

Isla Mujeres is van nature prachtig, met de witte stranden, palmbomen, vele vogels en de mooie zee, maar de talloze touristenshops, de eindeloze reeks van hotellen/stretchers aan het strand, de vele luidruchtige Amerikanen en (vooral) al die selfies makende toeristen, in alle mogelijke posities (gruwel), maken van een oorspronkelijk mooie plek een tamelijk decadente bedoening. Bijkomende pech: Machiel stoot vrij hard met de onderkant van zijn voet tegen een stuk hout op het strand, wat leidt tot enig ongemak bij het lopen de volgende dagen.

Nog meer ongemak: allebei vergeten we om goed in te smeren tijdens de eerste blootstelling aan de genadeloze zon, met als gevolg een fikse verbranding van de bovenrug van Klementina en beide voeten van Machiel. Dat maakt het lopen er niet prettiger op, ook al omdat de voet vervaarlijk gezwollen is. Vanaf nu is het zaak om elk onbedekt plekje om de paar uur dik in te smeren, de loeihete zon zoveel mogelijk te vermijden (maar dat is lastig) en de dag af te sluiten met een verkoelende after sun. En met een verfrissend coronabiertje natuurlijk! (Met de voet is nu alles weer goed)


Isla Holbox

De Mexicanen die wij ontmoeten zijn heel hartelijk en goedlachs. En opvallend klein. Er is veel armoede in het land: je ziet aardig wat bedelaars in de steden. En in de dorpjes die we onderweg passeren, zijn het vooral armoedige huizen waarin de mensen wonen. Wat opvalt: werkelijk overal staan stalletjes en kraampjes waar Mexicanen hun waar proberen te verkopen, zoals fruit, hoeden/petjes/sombrero's, tasjes, maskers, dromenvangers en kleurrijke gewaden. Veel is met de hand gemaakt, denk ik.

Op de wegen stuit je vaak onverwacht op verraderlijke, puntige drempels, als je niet uitkijkt knal je er zo bovenop. Precies op de plek waar je opeens flink moet remmen voor zo'n bult, staat vaak een straatverkoper. Heel slim. Als je niet even voor ze stopt, gaan ze midden op de weg staan zwaaien met een hoed uit hun assortiment om je alsnog te lokken. De Mexicanen proberen, en dat is volkomen begrijpelijk, op allerlei manieren het hoofd boven water te houden. En daar zijn ze heel creatief in. Zo zien we, als we in Isla Holbox wachten op de veerboot naar het vasteland, een oude man in een rolstoel die een paar pesos probeert te verdienen door in een krakende microfoon mee te zingen met de Mexicaanse muziek die hij afspeelt op een recordertje.

De taal is nog een dingetje van aandacht. Ik dacht, door een paar maanden Duolingo, mijn basiskennis van het Spaans (in mijn studietijd volgde ik een paar vakken) een beetje opgekrikt te hebben, maar dat valt nog niet mee. Af en toe komt er opeens een Spaans woord naar boven, en na een week in Mexico gaat het wel iets beter. Maar soms blijkt een Spaanse zin van mij nogal hilarisch te zijn. In een groente- en fruitwinkel in Isla Holbox wil ik vragen tot hoe laat de winkel open is. Het jonge meisje aan de kassa begint besmuikt te lachen. Als we naar buiten lopen, hoor ik haar schaterlachen. Ik blijk zoiets gevraagd te hebben als: 'Hoeveel uren zijn er nog open vanaf nu?' Remco Campert schreef ooit een mooi verhaal over dit fenomeen: 'Tot zoens'.

Op de veerboot naar Isla Holbox worden we vermaakt door een wat oudere Mexicaan, gekleed als mariachi, die niet heel toonvast, maar wel met volle overgave, en wellicht ook met een paar Tequila's op, een aantal Mexicaanse klassiekers ten gehore brengt. De Mexicanen op de boot zingen de liedjes uit volle borst mee.

Isla Holbox blijkt een ervaring apart. Bij aankomst ben ik een beetje sceptisch. Dat is mijn aard, en daar komt de hitte en de vermoeidheid van de dagreis nog bij. In een golfkarretje tuffen we over een stoffige zandweg naar ons hotel. Het lijkt Mali wel, of een ander Afrikaans land. Buiten het dorp, ergens in de bush bush, arriveren we bij ons appartement. De ligging is mooi, net als de tuin. De eigenares is sympathiek, maar iets te laconiek over de 'gevaren' hier, wat mij betreft. Er vliegt een vervelend klein mugje rond dat je beter niet kan steken. Terwijl ze dat zegt, word ik bijna gestoken door een wesp. 'Ja, dat moet je dus ook niet laten gebeuren.' Ze heeft een hond die veel blaft tegen nieuwe bezoekers. Nee, hij is niet gevaarlijk, maar 'doet wel een beetje raar de laatste tijd. Dus haal hem maar niet aan.' Rabiës in Mexico, ik zie het al gebeuren ...

Tot zover mijn zorgen om niks. Isla Holbox doet zijn koosnaam in het reisboek 'een klein paradijs' alle eer aan. Pelikanen, aalscholvers en andere vogels laten zich gewillig van dichtbij fotograferen. Bij een mooie lagune vinden we rustig plekje in de schaduw, waar allerlei exotische vogels rondfladderen. Het dorpje is rommelig en sfeervol tegelijk, met tal van kleurrijke ateliers, winkeltjes, restaurants en barretjes. De stoffige zandweg vol kuilen blijkt niet uit armoede geboren zoals ik dacht, maar is een bewuste keuze van het lokale bestuur om een eilandgevoel op te roepen. Auto's zijn hier verboden (heel fijn), dus je ziet alleen fietsen en golfkarretjes door het stof voorbij karren. We maken een mooie (en pijlsnelle, want goed vasthouden is geboden anders vlieg je overboord) boottocht langs twee eilandjes waar veel bijzondere vogels zitten. Tijdens deze tour maken we ook kennis met de cenote: een heerlijk verfrissende zwempoel die oorspronkelijk door de Maya's werd gebruikt als drinkwaterbassin. Hierover later meer want er zijn er duizenden in Yucatan en we zien er nog een aantal.

Ook erg mooi: het bezichtigen van lichtgevende plankton in de lagune, waar het overdag al zo aangenaam was. Met een zaklampje lopen we in het stikdonker over een paadje naar de plek waar we, al wadend door het meer en met de hand het water omwoelend, vele kleine lichtjes zien opflikkeren. Heel bijzonder! De lichtjes zijn vergelijkbaar met de sterrenhemel boven ons, alleen zijn ze voortdurend in beweging.


Valledolid en omgeving

Overal is muziek, vaak live gespeeld. Niet alleen op veerboten dus, maar ook in restaurants, bars, parken, op straat en in bussen. Je ziet opvallend veel jongemannen met een gitaar op de rug lopen, waarschijnlijk onderweg naar een optreden ergens voor een paar peso's. De een is beter dan de ander, maar uiteindelijk komen ze allemaal, na veel 'corazons', uit bij La Bamba. Een jongen blaast in een gezellig restaurantje in Isla Holbox de melodie op panfluit, terwijl hij op zijn gitaar de akkoorden speelt. Dat lijkt mij nog niet zo gemakkelijk, maar misschien is het een kwestie van oefenen. Een andere muzikant ziet mij een foto maken van zijn optreden en vraagt mij na afloop om die naar hem te appen. Dan kan hij de foto meteen op Instagram zetten. Handig. In een bus in Cancun ploft een jonge gitarist noodgedwongen naast mij neer omdat het gangpad volloopt. Onverstoorbaar blijft hij, half opgevouwen op de stoel, zijn liedjes spelen. Hij sluit af met La Bamba. Overal is muziek, behalve in onze huurauto. Op de radio wordt elk vrolijk Mexicaans liedje gevolgd door een half uur reclame zodat je blijft switchen van zender. Gelukkig is er altijd nog La Pistola y el Corazon, het prachtalbum van Los Lobos, dat we via Spotify onderweg kunnen beluisteren. Nee, La Bamba staat daar niet op.



In het mooie stadspark van Valledolid is vooral na zonsondergang van alles te beleven op muzikaal gebied. Zo is er een fanatiek slagwerkersensemble dat, heel knap, voortdurend net iets van ritme verandert, aangespoord door een voorman. Bijzonder is het optreden van een klein vrouwelijk gezelschap in mooie traditionele kledij, dat op muziek (die mij door de blazers aan de Catalaanse sardana doet denken) elegante danspasjes uitvoert, met op hun hoofd achtereenvolgens een (vol) flesje drank, twee flesjes drank en een dienblad met twee glazen en twee flesjes drank. Je moet er je hoofd wel bijhouden.

Bij de convent van Valledolid zien we, via een mooie projectie op de muren, de geschiedenis voorbijtrekken van de stad en het klooster, waarbij branden, oorlogen en ziektes centraal staan. Voorafgaand aan deze imponerende voorstelling (in het Spaans, maar daarna gelukkig ook in het Engels) trekt er een processie door de stad van een tiental jonge monniken met kap op, waarvan de voorste een groot kruis draagt. Een spookachtig tafereel zou het zijn, ware het niet dat er auto voor rijdt van waaruit een luide stem klinkt die het een en ander vertelt over de historie van Valledolid. De processie houdt halt bij de convent, de voorstelling kan beginnen.

Vanuit Valledolid bezoeken we een enkele cenotes: grotten die gevuld zijn met prachtig helderblauw water. Er schijnen er meer dan 3000 te zijn in Yukatan, dus daar zijn we nog niet klaar mee. De Maya's haalden er hun drinkwater uit (en wierpen er de skeletten in van de geofferden, zo wordt gezegd). Hoe dan ook: het is er heerlijk zwemmen, ondanks de vele toeristen (op de ene plek zijn er wel meer dan op de andere), wellicht de skeletten op de bodem en het verplichte zwemvest dat ervoor zorgt dat je als een baby in het water hangt. Naar beneden gaat niet, en voor- of achteruit alleen met veel gespartel. Gelukkig zie ik mezelf niet bezig in het water. Maar de vele catfishes, en de kleine visjes die aan je tenen knabbelen en je zo ontdoen van dode cellen, zorgen voor een bijzonder aangenaam verpozen. Drijvend op je rug kun je mooi de boom zien en zijn complete wortel, die door het gat hoog in de lucht naar beneden valt op zoek naar water. Tal van zwaluwen hebben nestjes in de grot en vliegen schichtig heen en weer.

Uiteraard brengen we ook een bezoek aan Chichen Itza, de ruïnes van de Maya's die op de Werelderfgoedlijst staan. Toeristische trekpleister nummer 1 van Yucatan, en dat merk je. Op het lange pad ernaartoe loop je langs één lang lint van marktkraamverkopers. Vaak met hele mooie spullen, dat wel. Op het terrein zelf gaat de bedrijvigheid gewoon door. Bijna absurd is het dat veel toeristen meer oog hebben voor alle verkoopwaar dan voor de eeuwenoude piramides en tempels, waar ze toch een fikse toegangsprijs voor betaald hebben. Overigens zien wij ook maar de helft, om een heel andere reden. Als we even iets willen gaan drinken lopen we, zonder het te weten, van het terrein af. Vervolgens kunnen we hoog en laag springen, maar we komen er niet meer op. Zelfs niet op vertoon van onze kaartjes. Ik schiet zelfs even uit mijn slof met een Engelse krachtterm tegen de Mexicaanse poortwachter die ons weigert binnen te laten. Disculpe. De keuze is: een nieuw kaartje kopen van 30 euro p.p. of onze biezen pakken en verkoeling zoeken in een cenote in de buurt. We kiezen voor het laatste en dat blijkt de goede keuze omdat onderweg een enorme hoosbui losbarst. Als we in het verfrissende water hangen, is het droog.


Merida, Campeche en Calakmul


Bij de voortdurende hitte (meestal rond de 35 graden) is het uiteraard geboden om veel te drinken. Liters water, vele (heerlijke) vruchtendrankjes, flesjes cola (zero) en een aantal corona's (met citroentje) zijn er intussen geconsumeerd. Op een terras in Campeche waag ik me aan de mezcal, een pittig Mexicaans drankje gemaakt van de agavaplant. Bij sommige merken van de mezcal wordt tijdens het bottelen een rode of gele worm toegevoegd, om te bewijzen dat het alcoholpercentage echt 40 % (!) is. Bij een lager percentage gaat de worm rotten. Afijn, die worm blijft mij bespaard, wel wordt er een schoteltje bij de mezcal (400 conejos) geserveerd met daarop een citroenschijfje en wat chilipeper. De ober legt me geduldig uit dat ik eerst een slokje van de mezcal moet nemen, vervolgens het citroenschijfje in de peper moet deppen en daar aan moet zuigen (als ik zijn Spaans tenminste goed begrepen heb). Het zijn nogal wat verschillende smaakervaringen die samenkomen: de rokerige smaak van de mezcal, de zure citroen en de sterk gekruide chilipeper. Ik kan niet ontkennen dat de mezcal een prettige uitwerking heeft op het gemoed, maar de volgende keer hou ik het toch bij een citroentje in de corona ...

Onderweg naar Merida maken we een korte tussenstop in Izamal, een prachtig stadje waar de huizen dezelfde kleur hebben gekregen als het mooie klooster: geel. In ons appartement in Merida (de stad waar we voor de afwisseling eens geen taco's, burrito's of enchilada's eten, maar een lekker frietje met een hamburger bij de Burger King) blijkt weer eens dat Mexicanen een stukje kleiner zijn dan de Nederlanders. De deuren zijn er zo laag, dat het onvermijdelijk is dat ik enkele keren flink mijn hoofd stoot, hoewel ik me vanaf het eerste moment heb voorgenomen om dat niet te doen.


Het bezoek aan de Mayaruïnes van Uxmal, ongeveer 80 kilometer van Merida, is een verademing vergeleken met de drukte bij Chichen Itza. Geen massale toeloop hier van toeristen en al te bedrijvige marktverkopers, maar slechts een handvol bezoekers dat er rondloopt over een mooi, heuvelachtig terrein in de bossen. Het krioelt er werkelijk van de leguanen. 'Ik ging er bijna op staan!', schalt er over het terrein in een bekende taal die we nog niet vaak gehoord hebben tijdens deze reis.

Calukmul is de laatste archeologische vindplaats in Mexico die we bezoeken. Vanuit ons fijne natuurverblijf in Xpujil, waar honderden insecten zich (bijna) tevergeefs een weg proberen te banen door ons muskietengaas, is het twee uur rijden naar Calakmul dat vlakbij de grens met Guatemala ligt. In de tijd van de Maya's was er grote concurrentiestrijd met de stad Tikal in Guatemala om wie de voornaamste stad was. Nu zijn de piramides en tempels overwoekerd door bomen en planten. Het is een hele klus om er te komen. Vooral het laatste stuk van de weg (60 km door de jungle!) is beroerd met vele kuilen en kraters waar je met de auto voorzichtig omheen moet manoeuvreren. Met de raampjes open is het wel genieten van de mysterieuze junglegeluiden en de vele bontgekleurde vlinders die ons tegemoet fladderen. Volgens de reisgids zouden we zoal aan kunnen treffen: tijgers, jaguars, apen, slangen (30 soorten!) en vele vogels.

Met een paar aalvlugge slangen die over de weg schieten, een glimp van twee prachtige agoeti's (ratachtige knaagdieren van ongeveer 50 cm), een bontgekleurde pauw die met ons mee rent als we wegrijden na een paar foto's (een koddig gezicht) en de talrijke apen zijn we ook tevreden. Geweldig om die zo hoog in de bomen allerlei capriolen te zien uithalen. Slingerend in de lianen van tak naar tak, of op hun dooie gemak luierend in een boom. Als ze alle aandacht beu zijn, schromen ze niet om je letterlijk een poepje te laten ruiken. Mij treffen ze twee keer helaas, op mijn broek en mijn shirt. Ook word ik door een brutale aap bekogeld met een paar eikels. Als we (een beetje) verdwalen in de jungle, lijkt het even alsof de apen hoog in de bomen met elkaar zitten te smoezen en ons omsingelen. Het zal de hitte wel zijn geweest.


Bacalar en Akumal

Het lijkt wel alsof Mexico het hele wegennet aan het herstellen of uitbreiden is. Vandaag hoorde ik dat er een grote spoorlijn wordt aangelegd, dat kan ook de reden zijn. In ieder geval: om de paar kilometer staat een Mexicaantje (niet denigrerend bedoeld, ze zijn klein), met een gele helm op en een oranje hesje aan (meestal is het een vrouw), wapperend met een rode vlag. Om het verkeer af te remmen of te laten stoppen als er een vrachtwagen met bouwmateriaal moet oversteken. Door het hele land moeten er duizenden langs de weg staan. In open trucks zie je ze massaal naar hun werkplek gereden worden. Helemaal veilig lijkt me dit werk niet.

Het Mexicaanse verkeer houdt er, ondanks vele politiecontroles en redelijk strenge snelheidsvoorschriften, zijn eigen regels op na. Op de smalle fietspaden naast de snelweg zie je veel brommers rijden, vaak zonder helm. Heel soms een fietser. Een keer loopt er zelfs een vrouw met een kinderwagen. Dat dit allemaal levensgevaarlijk is, met al die kolossale vrachtwagens die veel te hard rijden en de op het aller-, allerlaatste moment inhalende auto's, hebben we helaas zelf kunnen zien. Uit een vrachtwagen die langs de weg staat komt rook. Vijftig meter verderop is een lint gespannen. Een brommer ligt op zijn kant en vlakbij ligt een doek met een lichaam eronder. We rijden zachtjes op dat moment, dus het is (veel te) goed te zien. Ik weet niet of de vrachtwagen erbij betrokken was, maar het is een akelig beeld dat me lang bijblijft.

(Excuses voor de abrupte verandering van onderwerp)

In Bacalar ligt ons appartement pal aan 'de lagune van de zeven kleuren', vernoemd naar de vele tinten blauw van het meer. Een fijne, rustige plek met een hangmat en ligstoelen, waar het heerlijk zwemmen is, we al kayakkend de zon zien ondergaan en waar ik mijn stapel (muziek)bladen eindelijk eens rustig door kan lezen. In het dorp is een mooi fort dat de bewoners van Bacalar rond 1700 moest beschermen tegen de piraten, die aasden op het kostbare blauwhout. In het fort huist een interessant museum met gedetailleerde informatie over de lokale geschiedenis. Wapens uit die tijd en een aantal zeeschepen van toen, op schaal nagebouwd, maken het historisch beeld compleet.

Bij Xul-Ha, in een prachtig helderblauw riviertje dat uitkomt in 'onze' lagune, laten we ons een keer of drie meedobbelen op de stroming. Er zwemmen een paar mooie grote vissen en er fladdert van alles kleurrijks in de rondte. Het is wel oppassen dat we tijdens het dobbelen de eeuwenoude stromatolieten (een soort koraal) niet beschadigen. Als we in de brandende hitte een paar foto's maken van het mooie riviertje, worden we aangesproken door een aardige vrouw die ons vertelt dat Xul-Ha 'einde van het water' betekent in de taal van de Maya's. Zelf is ze voor 70 procent van Maya origine en woonachtig in Merida. Toch nog mijn eerste Maya woorden geleerd op deze reis. Of nee, dat was het woord Maya. Dat betekent maïs.



In de cenote Yal-ku in Akumal, onze laatste plek, ervaar ik een van de fijnste momenten van deze reis. De cenote mondt uit in de zee, met als gevolg dat er vele prachtige vissen rondzwemmen. Werkelijk in alle kleuren komen ze voorbij, een schitterend gezicht. Als kind had ik een aquarium en ik droomde wel eens dat ik tussen de vissen zwom. Of dat de vissen in mijn kamer rondzwommen. Een vergelijkbare ervaring is het om al snorkelend een paar uurtjes boven (en tussen) al dat moois te hangen. Ik herken zelfs een paar tropische vissen die ik vroeger in mijn aquarium had. Wel een stukje groter, dat spreekt vanzelf. Als we na een korte lunchpauze (met quesadilla's en kokosmelk) voor de tweede keer het water ingaan, begint het onbedaarlijk hard te regenen. De regen (die soms wel hagel lijkt) geselt onze verbrande ruggen tijdens het snorkelen, maar ik heb het er graag voor over.

Ik waag ook nog een korte snorkel in de zee voor ons hotel, waar een dikke laag stinkende sargassum het zwemmen niet erg aangenaam maakt. Het is een meter of vijftig ploeteren, met de neus dicht, om in het schone gedeelte te komen, waar ik gelukkig wel nog een paar mooie vissen aantref. Dagelijks is een Mexicaanse jongen met een riek in de weer om een pad vrij te maken op het strand. Het is zwaar werk in die hitte, dat kan niet anders. Regelmatig leunt hij op de riek om even uit te puffen. Ik heb met hem te doen, er is geen beginnen aan.

De Maya ruïnes in de jungle bij Coba bezoeken we heel relaxed per fiets, gehuurd bij de ingang. Om onze danig geteisterde ruggen te ontzien, kiezen we er allebei een met een mandje aan het stuur, voor de rugzak en de camera. Coba was ooit de belangrijkste stad van de Maya's, met ongeveer 50.000 inwoners. Het grootste deel van de 6500 bouwwerken is volledig overwoekerd door groen. De piramides en tempels die wel zijn blootgelegd, zijn zeer de moeite waard. En de gevulde kokosnoot na afloop is zeer welkom na wederom een oververhitte dag.

Zeeschildpadden, die ontbraken nog op het recept. Vandaag leidt een gids ons, tegen een niet gering bedrag, door het water langs een paar van die giganten. Alsof de schilden al niet zwaar genoeg zijn, zitten er ook nog twee sockerfishes (zuigkarpers) op de rug van de grootste die we zien. Ze maken zijn schild schoon, dat dan weer wel. Dat we ons de dure gids hadden kunnen besparen, bewijst een volgende (vrije) snorkeltocht, waarbij we ook een paar schildpadden zien. Maar eerlijk is eerlijk: de rog, een enorme rode zeester en een vis met dezelfde kleur als de steen waar hij op ligt (en waarvan je alleen zijn ogen ziet bewegen) hadden we dan gemist.

Tot slot een mooie serenade die plaatsvindt in een restaurant in Akumal waar we taco's eten. Een grappige man met gitaar vraagt of we een verzoeknummer hebben. Ik hoorde hem eerder het intro spelen van Que nada sepa mi sufrir van Los Lobos, dat we al zo vaak in de auto draaiden. Die dus graag. Geen probleem: met de ogen wijd open en een gelukzalige glimlach maakt de man er een geweldige show van. De vrolijke geluiden die hij tussen de coupletten en het refrein ten gehore brengt, doen denken aan de vogelgeluiden in de kokospalm tegenover ons balkon.

Het volledige verslag met alle foto's is te vinden op: https://www.polarsteps.com/MachielCoehorst/7237969-mexico

Geen opmerkingen:

Een reactie posten