vrijdag 3 januari 2020

Verder leven na de dood


De dichtbundel ‘Lijfrente’ van Vrouwkje Tuinman is een verslag van het eerste jaar na een verlies. In maart 2019 overleed haar geliefde: dichter en beeldend kunstenaar F. Starik. Gedichten schrijven is voor Tuinman de manier om hem in leven te houden. “Maar ik wilde er ook graag iets praktisch mee doen.”

Twee weken geleden presenteerde ze samen met Andrea Stultiens de dichtbundel ‘Lijfrente’, tegelijk met een tentoonstelling waar een deel van de nalatenschap van F. Starik wordt getoond. In maart dit jaar bezorgde ze het boek ‘Klaar’, dat gaat over de sterfelijkheid van zijn moeder en hemzelf. In haar huis in Zuilen vertelt een ietwat zieke en vermoeide Tuinman over de totstandkoming van ‘Lijfrente’.

Voelt het goed om nog zoveel met hem bezig te zijn? Of beschouw je het als je werk?

“Allebei. Het werkt troostend omdat ik op deze manier met hem in dialoog blijf. Hij was ook schrijver en we waren altijd veel met elkaars werk bezig. We waren heel kritisch op elkaar, maar wel resultaatgericht. Het voelt nu toch alsof hij meekijkt en zegt hoe het anders moet. Maar het is ook mijn manier om met zo’n grote gebeurtenis om te gaan. Ik wilde er graag iets praktisch mee doen. Er ligt nog zoveel werk van hem. Ik vind het niet passen om dat allemaal weg te gooien.”

Is het moeilijker om te schrijven over een overleden geliefde?

“ ‘Lijfrente’ is persoonlijker en directer dan mijn eerdere werk, dat maakte het wel zwaarder om te doen. De privacy grens lag ook iets anders dan normaal. Voor mij was het logisch om all the way te gaan. Er zijn wel gedichten die ik liever niet voorlees omdat ik ze te persoonlijk vind, zoals “Wat ik mocht:”. Maar hij hoort er wel tussen. ‘Het weigerachtige lichaam’ is een belangrijk thema in mijn werk.”

“Met deze gedichten probeer ik hem halsstarrig in beweging te houden,” schrijf je ergens …

“Iemand die is overleden wil je toch een beetje aan de gang houden. Anders is hij wel erg ver weg. Het is een heel menselijke eigenschap om iemand in leven te houden na zijn of haar dood. En het is ook onderdeel van de rouw. Omdat ik toevallig dichter ben, doe ik het op deze manier. Maar tegen beter weten in hoor. Ik weet heel zeker dat hij er niet meer is, want ik heb hem dood gevonden.”

Je schrijft ook dat sommige mensen via een medium nog contact met hem hebben. Hoe denk jij hierover?

“Dat vind ik okay, maar zelf ervaar ik het niet zo. Het maakt me ook niet jaloers. Ik communiceer op mijn eigen manier met hem. Wij maken nog steeds dingen samen. Ik zeg die mensen wel eens: “Doe hem maar de groeten.” Ik geloof ook niet dat hij nog ergens boven mij hangt. Dat zou ik ook niet willen trouwens, en hij ook niet. Mocht zoiets wel bestaan, dan zouden we elkaar er niet mee lastig vallen.”

Hij schreef gedichten voor De Eenzame Uitvaart. Waarom deed hij dat?

“Frank keek graag naar zaken waar anderen niet naar kijken, zoals de onaanzienlijke dood. Sommige overleden mensen liggen maanden in huis, of op straat voordat ze gevonden worden. Als je wil kun je elke avond op tv wel dertig doden zien met veel spektakel eromheen. De mensen voor wie Frank een gedicht schreef, zijn vaak achteloos overleden. Na hun dood gaat de wereld meteen weer door. Hij stond even bij ze stil.”

Je hebt ook een tentoonstelling over hem samengesteld. Kwam je nog iets te weten dat je niet wist?

“Ja, voor mij was het onbekend dat hij zo vaak, en zo leuk geschilderd had. In een dichtgetimmerde kist vond ik een enorme rol met schilderijen uit de jaren 80 en 90. Ik wist wel dat hij schilderijen had gemaakt, maar niet dat het er zoveel waren. Het laatste jaar van zijn leven heeft hij sowieso erg hard gewerkt. Waarschijnlijk voelde hij dat hij haast had ja. Er zijn nog heel veel ongepubliceerde gedichten en ik vond ook nog een onvoltooide roman over ons. Maar ik ben er nog niet aan toe om die te lezen.”

Heeft hij nog gedichten uit ‘Lijfrente’ kunnen lezen?

“De eerste drie. Hij vond het moeilijk en confronterend om over zichzelf te lezen, na zijn eerste hartinfarct. Voor die gedichten heb ik zijn toestemming gevraagd. Hij vond het lastig, maar niet onoverkomelijk. Het is wel gek dat hij de rest niet meer heeft kunnen inzien. Zijn laatste twee boeken hebben we samen nog kunnen maken, mijn dichtbundel helaas niet meer.”

Wat zou hij gevonden hebben van alle postume aandacht?


“Vleiend en vanzelfsprekend tegelijk. Hij hield van de schijnwerpers, veel meer dan ik. Het past ook bij hem dat die boeken uitkomen, en dat er nu een tentoonstelling is. En dat het mediageniek is om dood te zijn, past ook bij hem. Zijn uitvaart is zelfs nog gerecenseerd in een paar landelijke kranten. Dat vond ik wel raar hoor.”

Jij bent zelf ook bekender geworden door zijn overlijden …

“Ja, maar gelukkig is dat tijdelijk. Ik moet vaak denken aan een opmerking van zijn moeder: “Het begint nu toch wel iets te worden.” Dat zei ze elke keer bij een of ander lullig succesje, een positieve recensie in het blad ‘Arts en Auto’ of zo. Als ik op straat herkend word, hoor ik in gedachten haar woorden. ”

Het is niet de eerste keer dat je over de dood schrijft. Ben je er nu voorlopig klaar mee?

“Ik hoop het. Dat weet je natuurlijk nooit. Ik was bezig met twee boeken, non-fictie en een roman, die over heel iets anders gaan. Of ik die ooit nog ga voltooien weet ik niet. Ze zijn toch besmet geraakt. Twee keer zat ik er lekker in: de eerste keer in de week van Franks eerste infarct, de tweede keer in de week van zijn dood. Er rust geen goed gevoel op die boeken. Volgend jaar wil ik weer structureel gaan schrijven. Een nieuwe roman vereist meer energie dan ik nu heb. Nu ben ik vooral heel moe.”

(Enkele dagen na het interview stuurt Vrouwkje Tuinman een mail: “Er is zeker niet toevallig maandag een kleine blauwe harde schijf meegegaan in jouw tas? Ik ben Franks harde schijf kwijt, totale paniek.” Een dag later: “Gevonden!”)

De tentoonstelling over F. Starik is te zien in het Literatuurmuseum in Den Haag.
De dichtbundel “Lijfrente” is verschenen bij uitgeverij Cossee.

Eerdere publicatie in de NUK.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten